Personalpronomen und Fälle

Personalpronomen und Fälle
Nominativ, Dativ, Akkusativ
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Personalpronomen und Fälle
Nominativ, Dativ, Akkusativ

Slide 1 - Tekstslide

Welke persoonlijk voornaamwoorden ken je nog in het Duits?

Slide 2 - Woordweb

Ik heb gister van hem een boek gekregen, toen hij ons op straat tegenkwam. --> Pers. voornaamw.?

Slide 3 - Open vraag

Wir haben ihn gesehen, als er euch ein Hund geschenkt hat. --> Personalpronomen?

Slide 4 - Open vraag

Naamvallen
Ook het Nederlands kent naamvallen.

Toen ik hij gister zag, heb ik met hij gesproken. 

Dit is uiteraard geen correcte zin.

Slide 5 - Tekstslide

Naamvallen
De vorm van het persoonlijk voornaamwoord is afhankelijk van de functie in de zin (onderwerp/meewerkend voorwerp/lijdend voorwerp) en het gebruik van voorzetsels (op/uit/van/voor/etc).

Het Nederlands kent 2 vormen bij de persoonlijk voornaamwoorden, het Duits 3. Zie gele kaart

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan
1. Zoek voorzetsels --> kijk op achterzijde gele kaart welke naamval je nodig hebt
2. Ontleed de zin --> onderwerp krijgt 1e naamval (Nominativ), meewerkend voorwerp krijgt 3e naamval (Dativ), lijdenvoorwerp krijgt 4e naamval (Akkusativ).

Slide 7 - Tekstslide

Beispiele (voorbeelden)
1.  (wij) haben gestern mit (zij mv) Fußball gespielt.

2.  Morgen gehe (ik) zu (zij ev) und zeige (zij ev) das Geschenk für (jij).

Slide 8 - Tekstslide

Wat bepaalt de naamval van pvw?
Für dich hat der Mann nur gute Worte.
A
Voorzetsel
B
Zinsdeel

Slide 9 - Quizvraag

Wat bepaalt de naamval?
Morgen kommt meine Mutter zu mir.
A
Voorzetsel
B
Zinsdeel

Slide 10 - Quizvraag

Wat bepaalt de naamval?
Der Junge hat mir ein Donut gegeben.
A
Voorzetsel
B
Zinsdeel

Slide 11 - Quizvraag

Wat bepaalt de naamval?
Er hat euch gestern gesehen.
A
2 keer voorzetsel
B
2 keer zinsdeel
C
1 keer voorzetsel, 1 keer zinsdeel

Slide 12 - Quizvraag

Üben
Aufgabe 18, 21

Slide 13 - Tekstslide