Mensen

Thema 13
Stoornissen in de kindertijd
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Gezondheidszorg en welzijnMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema 13
Stoornissen in de kindertijd

Slide 1 - Tekstslide

Wat wordt tegenwoordig ook meegenomen bij de beoordeling van een verstandelijke beperking, naast het IQ?
A
Leeftijd
B
Gewicht
C
Adaptief functioneren
D
Haarkleur

Slide 2 - Quizvraag

Theorie 
Kinderen kunnen geboren worden met een verstandelijke beperking, wat hun vermogen om logisch te redeneren en voor zichzelf te zorgen beperkt. Vroeger werd dit beoordeeld met IQ-tests, maar nu wordt ook het adaptieve functioneren geëvalueerd, inclusief conceptuele, sociale en praktische vaardigheden. Dit helpt bij het bepalen van de ernst van de beperking en de benodigde ondersteuning. Zwakbegaafdheid, hoewel technisch geen verstandelijke beperking, vertoont vaak vergelijkbare uitdagingen. De mate van beperking kan van mild tot ernstig variëren, waarbij ernstige beperkingen vaak al in de kindertijd zichtbaar zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Wat kan een oorzaak zijn van een verstandelijke beperking?
A
Genetisch syndroom (downsyndroom)
B
Gebruik van drugs/alcohol door de ouders
C
Slechte tandhygiëne

Slide 4 - Quizvraag

Theorie 
Een verstandelijke beperking kan verschillende oorzaken hebben, zoals genetische syndromen (bv. het syndroom van Down), aangeboren stofwisselingsstoornissen, hersenafwijkingen, complicaties tijdens zwangerschap en geboorte, of verworven letsels zoals traumatisch hersenletsel. Het kan vanaf de geboorte aanwezig zijn of later ontstaan door diverse oorzaken zoals ongevallen of ziekten.

Slide 5 - Tekstslide

Wat kenmerkt een autismespectrumstoornis (ASS)?
A
Verbeterde sociale interactievaardigheden
B
Flexibiliteit in denken en handelen
C
Een hoog niveau van empathie
D
Problemen in sociale interactie en communicatie

Slide 6 - Quizvraag

Theorie
Een autismespectrumstoornis (ASS) leidt tot problemen in sociale interactie, communicatie, flexibiliteit in denken en informatieverwerking. Vroeger verdeeld in subtypes, nu beschouwd als een spectrum van diversiteit en ernst van beperkingen. Het heeft een diepgaande invloed op de ontwikkeling en wordt beschouwd als een pervasieve ontwikkelingsstoornis.

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn kenmerken van een taalstoornis?
A
vloeiende en correcte taalproductie
B
Moeite met aanleren en gebruiken van taal, zowel gesproken als geschreven
C
Grote woordenschat en complexe zinsbouw
D
Uitstekend begrip van taal en communicatie

Slide 8 - Quizvraag

Theorie
Een taalstoornis resulteert in problemen bij het aanleren en gebruiken van taal, zowel gesproken als geschreven. Het kind maakt veel fouten bij spreken, heeft moeite met het verbinden van woorden en zinnen, en heeft een beperkte woordenschat. Begrip van taal kan ook moeilijk zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Wat kenmerkt een spraakklankstoornis bij kinderen?
A
Onverstaanbare spraak door fouten in uitspraak van klanken
B
Vloeiende en foutloze uitspraak van alle klanken
C
Natuurlijk en vloeiend spreektempo
D
Duidelijke en nauwkeurige articulatie

Slide 10 - Quizvraag

Theorie
Een kind met een spraakklankstoornis maakt fouten in zijn uitspraak. Hij wisselt klanken bijvoorbeeld om of laat ze weg. Deze kinderen praten mompelend, ze articuleren niet goed. Hierdoor zijn ze vaak onverstaanbaar.

Slide 11 - Tekstslide

Wat kenmerkt een sociale (pragmatische) communicatiestoornis bij kinderen?
A
Moeite met juiste begroetingen en gespreksregels
B
Vloeiend gebruik van taal in sociale situaties
C
Goed begrip van non-verbale signalen en humor
D
Sterke neiging tot herhalend gedrag en interesses

Slide 12 - Quizvraag

Theorie
Een kind met een sociale (pragmatische) communicatiestoornis heeft moeite met het juiste gebruik van taal in sociale contexten, zoals begroetingen en gespreksregels. Hij begrijpt vaak non-verbale signalen niet, neemt taal letterlijk en begrijpt humor niet. Dit is een kenmerk van autismespectrumstoornis zonder beperkte/repetitieve gedragspatronen.

Slide 13 - Tekstslide

Theorie
Een kind met dyslexie (leesprobleem) heeft moeite met het aanleren en toepassen van leesvaardigheden. Hierdoor gaat lezen langzamer en niet vloeiend. Ook maakt het kind veel fouten tijdens het lezen.

Slide 14 - Tekstslide

Wat kenmerkt dyslexie bij kinderen?
A
Snel en vloeiend lezen zonder fouten
B
Moeite met aanleren en toepassen van leesvaardigheden, traag en niet-vloeiend lezen
C
Perfecte leesvaardigheid zonder enige moeite

Slide 15 - Quizvraag

Theorie


Een kind met dyscalculie heeft moeite met aanleren en toepassen van rekenvaardigheden, zoals rekenstrategieën, getalverbanden en rekentafels.

Slide 16 - Tekstslide

Wat kenmerkt dyscalculie bij kinderen?
A
Snel en foutloos uitvoeren van rekenopgaven
B
Moeite met aanleren en toepassen van rekenvaardigheden, zoals rekenstrategieën en rekentafels
C
Gemakkelijk herkennen van verbanden tussen getallen
D
Perfecte beheersing van complexe wiskundige

Slide 17 - Quizvraag

Theorie
Een kind met dysorthografie (schrijfproblemen) heeft moeite met het aanleren en toepassen van schrijfvaardigheden. Het kind maakt veel grammatica-, spel- en interpunctiefouten tijdens het schrijven. Het handschrift is ook slordig en vaak slecht leesbaar.

Slide 18 - Tekstslide