Financieel1 H5.5

Financieel 1
Hoofdstuk 5: Exploitatiekosten
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Financieel1MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Financieel 1
Hoofdstuk 5: Exploitatiekosten

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Week 1: Paragraaf 5.1, 5.2 & 5.3
Week 2: Paragraaf 5.4 & 5.5
Week 3: Paragraaf 5.6 & 5.7
Week 4: Paragraaf 5.8 en herhaling
Week 5: Toets

Slide 2 - Tekstslide

Bespreken opdracht 8a
Drogisterij houdt een kortingsactie. Voor elke €25 krijgt de klant een stempel. Bij 10 stempels 10% korting op een parfum van €50. Gemiddeld besteedt een klant €30. Het bedrijfsresultaat is 6% van de omzet. Afgelopen maand zijn er 40 flesjes met 10% korting verkocht. Normaal zijn er 2.500 per maand. Tijdens de actie 3.000
Wat is de normale omzet per maand?
Gemiddeld geeft een klant €30 uit
In een normale maand zijn er 2.500 klanten
€30 x 2.500 = €75.000

Slide 3 - Tekstslide

Bespreken opdracht 8b
Drogisterij houdt een kortingsactie. Voor elke €25 krijgt de klant een stempel. Bij 10 stempels 10% korting op een parfum van €50. Gemiddeld besteedt een klant €30. Het bedrijfsresultaat is 6% van de omzet. Afgelopen maand zijn er 40 flesjes met 10% korting verkocht. Normaal zijn er 2.500 per maand. Tijdens de actie 3.000
Wat is het bedrijfsresultaat in een normale maand?
Bedrijfsresultaat is 6% van de omzet
Omzet is €75.000
€75.000 / 100 x 6 = €4.500

Slide 4 - Tekstslide

Bespreken opdracht 8c
Drogisterij houdt een kortingsactie. Voor elke €25 krijgt de klant een stempel. Bij 10 stempels 10% korting op een parfum van €50. Gemiddeld besteedt een klant €30. Het bedrijfsresultaat is 6% van de omzet. Afgelopen maand zijn er 40 flesjes met 10% korting verkocht. Normaal zijn er 2.500 per maand. Tijdens de actie 3.000
Wat is de omzet in de actiemaand, na aftrek van korting?
Gemiddeld geeft een klant €30 uit
In een actiemaand zijn er 3.000 klanten. De omzet is dus €30 x 3.000 = €90.000 - €200 = €89.800
De korting is 10% van €50. Oftewel €5. Hier maken 40 mensen gebruik van. €5 x 40 = €200. 

Slide 5 - Tekstslide

Bespreken opdracht 8d
Drogisterij houdt een kortingsactie. Voor elke €25 krijgt de klant een stempel. Bij 10 stempels 10% korting op een parfum van €50. Gemiddeld besteedt een klant €30. Het bedrijfsresultaat is 6% van de omzet. Afgelopen maand zijn er 40 flesjes met 10% korting verkocht. Normaal zijn er 2.500 per maand. Tijdens de actie 3.000
Wat is het bedrijfsresultaat in de actiemaand?
Bedrijfsresultaat is 6% van de omzet
Omzet is €89.800
€89.800 / 100 x 6 = €5.388

Slide 6 - Tekstslide

Bespreken opdracht 8e
Drogisterij houdt een kortingsactie. Voor elke €25 krijgt de klant een stempel. Bij 10 stempels 10% korting op een parfum van €50. Gemiddeld besteedt een klant €30. Het bedrijfsresultaat is 6% van de omzet. Afgelopen maand zijn er 40 flesjes met 10% korting verkocht. Normaal zijn er 2.500 per maand. Tijdens de actie 3.000
Wat is het resultaat van de actie?
Resultaat normale maand: €4.500
Resultaat actiemaand: €5.388. Het resultaat ligt dus €888 hoger

Slide 7 - Tekstslide

5.4 Kosten voor verkoop en marketing
  • Kosten die je maakt om verkoop te bevorderen
  • Verkoopkosten:
    Kosten die te maken hebben met het verkopen van artikelen
    - kortingen
    - verpakkingen (tasjes/cadeaupapier)
    - bedrijfskleding
    - provisie voor medewerkers

Slide 8 - Tekstslide

  • Marketingkosten:
    Kosten die je maakt voor marketing. Het geheel van activiteiten om verkoop te bevorderen.
    - reclame
    - winkelpresentatie
    - sponsoring
    - kosten voor reclamebureau 

Slide 9 - Tekstslide

5.5 Personeelskosten
  • Totaalbedrag dat werkgever betaalt aan salaris, inclusief premies en verzekeringen.
  • Brutoloon > voor inhouding van loonbelasting en sociale premies. 

Slide 10 - Tekstslide

Inhoudingen op het brutoloon
  • Loonbelasting
    - voorheffing op inkomstenbelasting
    - naar Belastingdienst
  • Volksverzekeringen
    - wettelijk verplicht
    - Algemene Ouderdomswet (AOW)
    - Algemene nabestaandenwet (Anw) 
    - Wet langdurige zorg (Wlz)

Slide 11 - Tekstslide

  • Brutoloon - loonbelasting & premies volksverzekeringen = nettoloon
  • Je spreekt altijd brutoloon af 

Slide 12 - Tekstslide

Loonkosten
  • Loonkosten zijn hoger dan het brutoloon
  • Vakantiegeld
  • Werkgeverspremies
  • Personeelskosten:
    - directe loonkosten
    - sociale premies
    - indirecte loonkosten 

Slide 13 - Tekstslide

  • Directe loonkosten:
    - brutosalaris, vakantietoeslag en bonussen
  • Sociale premies
    - werkgeversaandeel sociale verzekeringen. Verzekert werknemer in geval van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkeloosheid. (ZW, WAO, WIA, WW)
    - volledig voor rekening van werkgever

Slide 14 - Tekstslide

Brutoloon werknemer 
Vakantietoeslag +
Totaal
Werkgeversaandeel sociale premies +
Totale loonkosten

Slide 15 - Tekstslide

Iemand heeft 2 personeelsleden. Er is een volgend overzicht gemaakt: totaal brutoloon €5.000, vakantietoeslag is 8% en werkgeverslasten 9,3%. Wat zijn de loonkosten?

Slide 16 - Open vraag

Indirecte loonkosten
  • Aanvullende kosten boven op directe loonkosten. Denk aan scholing, onkosten, reizen etc.  

Slide 17 - Tekstslide

Schema
Bruto jaarloon werknemer
Vakantietoeslag 8% van bruto jaarloon +
Eventuele bonus +
Totaal directe loonkosten 
Aandeel sociale premies +
Werkgeversdeel sociale premies (WW, WO/WIA, ZW) +
Werkgeversdeel Zorgverzekeringswet +
Totaal werkgeverslasten
Vergoedingen reiskosten, kinderopvang, onkosten, opleiding pensioenpremie +
Totale loonkosten

Slide 18 - Tekstslide

Loonkosten en Belastingdienst
  • Belastingdienst maakt gebruik van loonheffing. Hier in zit alles wat moet worden overgedragen aan de Belastingdienst.
  • Loonheffing:
    - loonbelasting
    - premies volksverzekeringen
    - premies werknemersverzekeringen
    - inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 

Slide 19 - Tekstslide

Minimumloon 

Slide 20 - Tekstslide

Maken
Opdracht 9 t/m 11

Slide 21 - Tekstslide