H3 Grammatica Woordsoorten

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Wat weet je nog van de lessen voor de vakantie?
  • Uitleg Grammatica H3
  • Zelf aan de slag!



Slide 2 - Tekstslide

Voor we starten....
Noteer eerst het huiswerk in jouw Plenda.

Maandag 16 mei:
  • Grammatica Woordsoorten H3: opdr. 1 t/m 3 + 5
  • Grammatica Woordsoorten H4: opdr. 1 t/m 4 + 6
Online: alle opdrachten van jouw leerroute

Donderdag 2 juni:
Toets Grammatica Woordsoorten H1-6



Slide 3 - Tekstslide

Doelen van deze les:
Aan het einde van de les:
  • kan ik een persoonlijke voornaamwoord in een zin benoemen. 
  • kan ik een bezittelijk voornaamwoord in een zin benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

czn
azn
zn-e
blw
olw
schuur
een
Albert Heijn
onderwijs
telefoon
stiften
Audi
april
Luuk
de
het
gedachten

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
museum
B
gesprek
C
beroemde
D
jongen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Slide 7 - Woordweb

Wat is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
gebakken
B
linnen
C
papieren
D
schone

Slide 8 - Quizvraag

H3 Woordsoorten
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Tekstslide

H3 Gram. woordsoorten

Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)

Een persoonlijk voornaamwoord duidt een persoon, dier of ding aan. 

VB. Zij verloren de wedstrijd. Pas op, hij bijt! Ik heb het op tafel gelegd.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

H3 Gram. woordsoorten

Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.)

Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is, een bezit. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. 

VB: jullie tuin, ons feest, jouw beste vriend

Maar: de tuin is van jullie > in dit geval is 'jullie' een pers. vnw.

 

Slide 12 - Tekstslide

Eva heeft maar liefst dertig vlechtjes in haar (1) haar (2).

haar (1) is een
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Zijn deze oorbellen van haar?

'haar' is een
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Jouw paspoort is niet meer geldig.

'jouw' is een
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Benoem het pers. vnw. en bez. vnw. in de volgende zin:

'Ga je ook naar haar feestje?'

Slide 17 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?

A
Dat is toch jouw schrift?
B
Dat is toch jou schrift?

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

A
Dat potlood is toch van uw?
B
Dat potlood is toch van u?

Slide 19 - Quizvraag

Wat kies je?
Ik snap het! Ik wil graag zelf aan de slag.
Ik snap het nog niet zo goed. Ik wil graag opdrachten samen maken

Slide 20 - Poll

Aan de slag!
Maak H3 Grammatica Woordsoorten (blz. 90, 91): opdr. 1 t/m 3 + 5
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Klaar? 
Trainen óf lezen in je leesboek.

Slide 21 - Tekstslide

Ik kan persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in een zin herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Huiswerk
Maandag 16 mei:
Grammatica Woordsoorten H3 + H4

Donderdag 2 juni:
Toets Grammatica 
Woordsoorten H1-6.



Slide 23 - Tekstslide