Soorten werkwoorden

Deze les 
1. nakijken les 6 opdracht 4,5 en 6 & werkblad 
2. uitleg werkwoorden (grammatica woordsoort benoemen)
3. opdrachten maken les 33 

Lesdoelen:
- je kunt de verschillende werkwoorden herkennen
- je kunt het koppelwerkwoord benoemen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Deze les 
1. nakijken les 6 opdracht 4,5 en 6 & werkblad 
2. uitleg werkwoorden (grammatica woordsoort benoemen)
3. opdrachten maken les 33 

Lesdoelen:
- je kunt de verschillende werkwoorden herkennen
- je kunt het koppelwerkwoord benoemen

Slide 1 - Tekstslide

3 verschillende werkwoorden
- hulpwerkwoord (HWW)
- zelfstandig werkwoord (ZWW)
- koppelwerkwoord (KWW)

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord (ZWW)
- heeft een duidelijke betekenis in de zin
- geeft de handeling/actie aan (is een doe-woord)


Als er meerdere werkwoorden in de zin staan, dan staat het ZWW meestal achteraan

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld
Geert heeft de voordeur van het huis geschilderd.

Jan voetbalt dagelijks op het veldje.

Slide 4 - Tekstslide

Koppelwerkwoord (KWW)
- zit er geen werkwoord met een duidelijke betekenis in de zin, dan moet het wel een KWW zijn 
(want: in een zin zit of een ZWW of een KWW)
- een koppelwerkwoord is een zijn-woord

Slide 5 - Tekstslide

Koppelwerkwoord (KWW)
- vorm van:
Zijn                                           (heten)
Worden                                   (dunken)
Blijven                                     (voorkomen)
Blijken 
Lijken
Schijnen                   (ezelsbruggetje: ZWaBBeLS)

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Frits is ziek.

De serie wordt steeds spannender.

Slide 7 - Tekstslide

Koppelen
KWW koppelt aan onderwerp een eigenschap;
Onderwerp = iets (ZNW/BNW)

Vergelijk:
De tentoonstelling is erg mooi.
De tentoonstelling is gisteren afgerond.

Slide 8 - Tekstslide

Checklist KWW
- zit er een vorm van ZWaBBeLS in de zin?
- is/was/zal zijn (blijft/wordt) etc. het onderwerp IETS? (is het een zijn-woord?)

Slide 9 - Tekstslide

Hulpwerkwoord (HWW)
Alle werkwoorden die nog over zijn, zijn hulpwerkwoorden


Kenmerken:
- komen voor in een zin met meerdere werkwoorden
- helpen het gezegde te maken

Slide 10 - Tekstslide

Oefenzinnen 
  • Lodewijk heeft de fiets gerepareerd.
  • De winkel blijft twee weken dicht.
  • Romy blijft vannacht logeren.

Maak een zin met het koppelwerkwoord: blijkt





Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag:
Bladzijde 70 les 33 
Maken opdrachten 3,4 en 9

Slide 12 - Tekstslide