M1 Orientatie in de ruimte Oefeningen

• Wiskunde
• Secundair onderwijs

Oefeningen M1 Oriëntatie in de ruimte

1. figuren in de ruimte
2. Basisbegrippen
3. Veelhoeken

Waarom is deze figuur een prisma?

Benoem het paarse gekleurde grensvlak

1. bovenvlak
2. grondvlak
3. zijvlak
4. mantel

Benoem het rode gekleurde grensvlak

1. bovenvlak
2. grondvlak
3. zijvlak
4. mantel

Benoem het gele gekleurde grensvlak

1. bovenvlak
2. grondvlak
3. zijvlak
4. mantel

Welke uitspraken zijn waar?

1. H∈CE
2. F∈AB
3. G∈DH
4. B∈DH

Wat is de juiste benaming?
AB is een .........

Wat is de juiste benaming?
[AD] is een .........

Wat is de juiste benaming?
M is een .........

Welke uitspraken zijn waar?

1. [BA is een halfrechte
2. Een lijnstuk heeft twee grenspunten
3. Een rechte kan voorgesteld worden door een hoofdletter
4. CD is de drager van lijnstuk[CD]

Duid de juiste benaming aan.
CG is

1. een rechte
2. een halfrechte
3. een lijnstuk

[EB is een ...

1. halfrechte met grenspunt B
2. halfrechte met grenspunt E
3. rechte
4. lijnstuk

Geef de diagonalen van de vierhoek ABCD

Welke ruimtefiguren zijn begrensd door vlakke figuren?

1. prisma
2. cilinder
3. kegel
4. piramide

Bij een balk zijn de zijvlakken altijd even groot.

Het grondvlak van een bol is een cirkel

Bij een kubus zijn alle ribben even lang.

Een piramide heeft altijd een top

Bij een prisma zijn de opstaande ribben altijd even lang.

NIET WAAR

WAAR

Hoeveel diagonalen zal deze 5hoek hebben?

Hoeveel grensvlakken heeft een driezijdige piramide?

Hoeveel ribben heeft deze ruimtefiguur?

1. 5
2. 6
3. 8
4. 9

Welke ruimtefiguur wordt hier voorgesteld?

[FP] is een diagonaal in ...

1. △FPK
2. vierhoek PKTF
3. △FTP
4. vierhoek KFTP

Hoekpunten A en B zijn ...

is de ..... van de zijden [AB] en [AE]

Hoek​A​^​​

[FE] is ...

[FE] is ... van hoek

​E​^​​

is ... van zijde [EG]

​F​^​​

en ... van
zijde [EG]

​E​^​​

​G​^​​