3.5 - dihybride kruisingen

Thema 3 - Genetica
Atheneum 4
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 3 - Genetica
Atheneum 4

Slide 1 - Tekstslide

Thema 3 - Genetica
3.1 - Fenotype of genotype
3.2 - Geneparen
3.3 - Monohybride kruisingen
3.4 - Geslachtschromosomen
3.5 - Dihybride kruisingen
3.6 - Speciale manieren van overerven
3.7 - Opvoeding of aanleg

Slide 2 - Tekstslide

Autosomale overerving
Drie manieren waarop iemand een ziekte kan erven, zijn:

1 via een X-chromosomaal recessief gen
2 via een X-chromosomaal dominant gen;
3 via een autosomaal recessief gen;

Welke manier zou of welke manieren zouden op basis van 
deze stamboom mogelijk de oorzaak kunnen zijn van 
de ziekte van Tay-Sachs bij meisje P?

Slide 3 - Tekstslide

Thema 3 - Genetica
3.5 - Dihybride kruisingen

Slide 4 - Tekstslide

Doelen van deze paragraaf
3.5.1 Je kunt een kruisingsschema opstellen voor een dihybride kruising met onafhankelijke overerving en de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden uit een kruisingsschema, of uit een stamboom van een dihybride kruising met onafhankelijke overerving.

Slide 5 - Tekstslide

Dihybride kruisingen

Slide 6 - Tekstslide

Dihybride Kruising
                                                            Overerving van 2 eigenschappen
Liggen niet op hetzelfde chromosoom

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
A = zwarte haarkleur
a = rode haarkleur

B = effen vacht
b = gevlekte vacht

Zwarte effen koe (homozygoot) x roodgevlekte stier. De dieren in de F1 planten zich onderling voort. Welke fenotypen komen voor in de F2 en in welke verhouding?

Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan
1. Welke gegevens zijn bekend
2. Genotypes P (ouders) bepalen
3. Welke genen kunnen geslachtscellen van beide ouders bevatten?
4. Genotypes+fenotypes F1 (kinderen) bepalen
5. Genotypes+fenotypes F2 (kleinkinderen) bepalen
6. Hoe moet je antwoord geven? Percentages/deel

Slide 9 - Tekstslide

Welke fenotypen komen voor in de F2 en in welke verhouding?
  • Zwart, effen: AABB (1) + AABb (2) + AaBB (2) + AaBb (4) = 9/16 deel

  • Zwart, gevlekt: AAbb (1) + Aabb (2) = 3/16

  • Rood, effen: aaBB (1) + aaBb (2) = 3/16

  • Rood, gevlekt: aabb (1) = 1/16

Klopt het? 9+3+3+1=16: ja

Slide 10 - Tekstslide

Kansen berekenen
Bepaal de kansen per eigenschap en vermenigvuldig de kansen met elkaar.

Voorbeeldvraag: Welk deel van de F2 zal naar verwachting zwart en effen zijn?
  • Zwart: Aa x Aa = 3/4 deel zwart
  • Effen: Bb x Bb = 3/4 deel effen
  • Zwart en effen = 3/4 x 3/4 = 9/16

Slide 11 - Tekstslide

Meest voorkomende verhoudingen
 1:1 verhouding = Aa x aa

 

3:1 verhouding = Bb x Bb

Slide 12 - Tekstslide

Genotypen van ouders bepalen
A = zwarte vacht
a = bruine vacht

B = normale oren
b = hangoren

Wat zijn de genotypen van de ouders?

Slide 13 - Tekstslide

Genotypen van ouders bepalen
A = zwarte vacht
a = bruine vacht

B = normale oren
b = hangoren

Wat zijn de genotypen van de ouders?
  • 10 zwart en 11 bruin = 1:1 = Aa x aa
  • 16 recht en 5 hangoor = 3:1 = Bb x Bb
  • Conclusie: AaBb x aaBb (zwart en recht x bruin en recht)

Slide 14 - Tekstslide

Kruisingsvraagstukken

Slide 15 - Tekstslide

Kruisingsvraagstukken
AABB - 1x - 1/16   - 0,0625
AABb - 2x - 1/8    - 0,125
AaBB - 2x - 1/8    - 0,125
AaBb - 4x - 1/4    - 0,25
AAbb - 1x - 1/16   - 0,0625
Aabb - 2x - 1/8    - 0,125
aaBB - 1x - 1/16   - 0,0625
aaBb - 2x - 1/8    - 0,125
aabb - 1x - 1/16    - 0,0625
___________________
              16x  - 1/1 - 1,0000

Slide 16 - Tekstslide

Kruisingsvraagstukken
Vraag - Wat is de kans op een effen rood kalf?

Slide 17 - Tekstslide

Kruisingsvraagstukken
Vraag - Wat is de kans op een effen rood kalf?
Effen = Bb of BB
Rood = aa
Combinaties:
aaBb en aaBB
3/16 = 0,1875

Slide 18 - Tekstslide

Het aantal genotypen dat bij een individu in de geslachtscellen kan voorkomen
AabbCc 
Aa kan twee geslachtscellen maken; b 1 en c ook 1, dus:
2 x 1 x 2 = 4 genotypen kunnen voorkomen in de geslachtscellen.

Slide 19 - Tekstslide

Vragen

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Basisstof 4: opdr. 35, 36, 38, 39, 41
Basisstof 5: opdr. 45, 47. 49

Slide 21 - Tekstslide