Maandag: D t/m F + G t/m I

Planning
maandag 13: D t/m F + G t/m I
dinsdag 14: J t/m L + toets H2 

maandag 20: T t/m V + X +  inzien toets H2
dinsdag 21: toets H7 (40 min)

Maandag 27: herhalen belangrijke onderdelen + examenopdrachten (80 min)
Dinsdag 28: examenopdrachten (40 min)
1 / 45
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Planning
maandag 13: D t/m F + G t/m I
dinsdag 14: J t/m L + toets H2 

maandag 20: T t/m V + X +  inzien toets H2
dinsdag 21: toets H7 (40 min)

Maandag 27: herhalen belangrijke onderdelen + examenopdrachten (80 min)
Dinsdag 28: examenopdrachten (40 min)

Slide 1 - Slide

Vandaag

Uitleg theorie DEF
Opdrachten boek
Uitleg theorie GHI
Opdrachten boek
Examenopdracht
Extra: LU vragen

Slide 2 - Slide

Theorie DEF

Slide 3 - Slide

Regelmatige toename of afname 

Slide 4 - Slide

Regelmatige toename of afname


Hebben deze tabellen regelmaat? 

Slide 5 - Slide

Hebben deze tabellen regelmaat?



Slide 6 - Slide

Hebben deze tabellen regelmaat?



Slide 7 - Slide

Hebben deze tabellen regelmaat?



Slide 8 - Slide

Hebben deze tabellen regelmaat?



Slide 9 - Slide

Hebben deze tabellen regelmaat?



Slide 10 - Slide

Formule maken
Formule: 

Inhoud in liters = 145 - 15 x tijd in uren

Slide 11 - Slide

Je kunt alleen een formule maken als er regelmaat is

Slide 12 - Slide

Wat is de formule?

Slide 13 - Slide

Wat is de formule?

Slide 14 - Slide

Wat is nu het begingetal?

Slide 15 - Slide

Vul onderstaande tabel verder in.
Hierbij moet je zelf de tabel invullen

Slide 16 - Slide

Vul onderstaande tabel verder in.

Slide 17 - Slide

Wat is de formule?

Slide 18 - Slide

Vul onderstaande tabel verder in.

Slide 19 - Slide

Vul onderstaande tabel verder in.

Slide 20 - Slide

Wat is de formule?

Slide 21 - Slide

Oefenen
Opdracht 9, 10, 16, 18, 56

Slide 22 - Slide

Theorie

 7G 7H 7I

Slide 23 - Slide

Rico berekenen
-je pakt twee makkelijke punten op de grafiek
-je tekent een driehoek
-je schrijft de veranderingen

-je berekent de rico 
=> verticale verandering: horizontale verandering

Slide 24 - Slide

De formule
Een formule:



Slide 25 - Slide

A - Grafiek en formule

stijggetal of daalgetal berekenen

  1. Twee punten zoeken die je wel goed kan aflezen
  2. Kijk hoeveel de grafiek stijgt tussen deze punten
  3. Maak de deling

Slide 26 - Slide

Stijggetal 

Slide 27 - Slide

Formule bij een grafiek
Wat is het stijggetal?
10 stappen naar rechts = 30 kg omhoog
Stijggetal altijd 1 stap naar rechts....

Dus stijggetal = 30 : 10 = 3

gewicht=15+3w
w=leeftijd
in
weken

Slide 28 - Slide

Begingetal en stijggetal 
Verdiensten Lonneke:
Verdiensten in € = 4 + 6 x aantal uren
Verdiensten in € = 4 + 6a

--> begingetal
6 --> stijggetal


Slide 29 - Slide

formule maken

Slide 30 - Slide

Formule maken bij de grafiek

Maak de formule bij de grafiek. 

 
 









aantal
240









aantal







hoogte in cm = 30 - 7,5 x tijd in uren

Slide 31 - Slide

Oefenen
25 t/m 27, 30, 31, 36, 45, 46, 55

Slide 32 - Slide

Examenopdracht 
Sprong 
Klaar? Bos in Nederland
timer
15:00

Slide 33 - Slide

Lesson up vragen

Slide 34 - Slide

Welke formule hoort bij de grafiek?

Slide 35 - Open question

maak de formule bij de grafiek

Slide 36 - Open question


Maak de formule bij deze grafiek.

Slide 37 - Open question

Welke formule hoort bij deze grafiek?

Slide 38 - Open question

maak de formule bij de grafiek

Slide 39 - Open question

Welk woord moet er op de puntjes bij een lineaire formule?
A
Beginwaarde
B
14
C
Richtingscoefficient
D
Omhooggetal

Slide 40 - Quiz

Wat is bij beide formules hetzelfde?
A
De richtingscoefficient (de a)
B
Het startgetal (de b)

Slide 41 - Quiz

Wat is het richtingscoefficient van grafiek k?
A
-1/2
B
1/2
C
-1
D
1

Slide 42 - Quiz

Bereken de richtingscoefficient bij deze tabel
A
40
B
-8
C
8
D
-0,1

Slide 43 - Quiz

Welke richtingscoefficient
hoort bij de grafiek?

A
0,5
B
5
C
6
D
0

Slide 44 - Quiz


Welk onderdeel van de formule heeft te maken met het vaste bedrag?
A
kosten in €
B
0,50
C
aantal foto's
D
2

Slide 45 - Quiz