OWMVB Les 2

Ouder wordende mens met een verstandelijke beperking.
Keuzedeel maatschappelijke zorg
Les 2: Begeleidingsmethoden
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Ouder wordende mens met een verstandelijke beperking.
Keuzedeel maatschappelijke zorg
Les 2: Begeleidingsmethoden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Inhoud van de les
  1. Terugblik les 1
  2. Ontwikkeling in de gehandicatenzorg door de jaren heen.
  3. Fenomenologisch model
  4. De methode Urlings

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Terugblik les 1; Inleiding
Het verouderingsproces begint bij elke cliënt op een ander moment en verloopt bij iedere cliënt ook anders. De term ‘ouder wordende cliënten’ geeft aan dat cliënten met verstandelijke beperkingen in een andere levensfase komen met specifieke veranderingen en karakteristieken.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Op alle levensgebieden zijn ouder wordende cliënten extra kwetsbaar. Zo hebben ze eerder en meer kans op gezondheidsproblemen en op eenzaamheid. Het goed inspelen op deze kwetsbaarheid door passende ondersteuning en zorg is cruciaal voor de kwaliteit van leven.
De start van de ouderdomsverschijnselen hangt samen met de leeftijd in combinatie met de aard en ernst van de beperkingen. Gemiddeld is dat bij iemand met matige verstandelijke beperkingen vanaf 50 jaar. Voor mensen met het syndroom van Down en mensen met (zeer) ernstige verstandelijke beperkingen vanaf 40 jaar. Bij mensen met lichte verstandelijke beperkingen rond de leeftijd van 65.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Doelen
  • Je krijgt een beeld van de geschiedenis van de gehandicaptenzorg
  • Je weet welke invloed deze ontwikkelingen op de huidige oudere client heeft
  • Je kent het fenomenologische model
  • Je hebt kennis gemaakt met de methode Urlings

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Ontwikkeling in de gehandicatenzorg door de jaren heen. 

Slide 7 - Slide

Kijk eens naar de plaatjes. 
Wat denk je, wat voel je, wat vind je? 
Visie op begeleiden
In de Middeleeuwen waren mensen met een verstandelijke beperking soms nar of er werd gedacht dat ze bezeten waren door de duivel. Tot in de negentiende eeuw dachten de mensen nog heel slecht over mensen met een verstandelijke beperking. In die tijden werd er gedacht dat ‘deze’ mensen onnozel en dom waren en dus niets konden. Door de jaren heen zijn de mensen er anders over gaan denken en gelukkig is dit tegenwoordig wel anders. 


In de loop van de jaren veranderden de visies op de zorg en ontstonden er wisselende zorgmodellen.

Slide 8 - Slide

We gaan kijken naar de visie op begeleiden door de jaren heen. 
Het barmhartigheids model     1850-1945
Tussen 1850 en 1945 leefden verstandelijk gehandicapten apart van de andere mensen. Men was toen van mening dat de samenleving zich moest beschermen tegen deze mensen omdat ze onvoorspelbaar waren. Wel konden ze in de inrichtingen werken als goedkope kracht.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Het medische model 1945- 1960
Na 1945 werd de kennis over het lichaam en de geest steeds groter. In 1950 kwamen er zelfs voor het eerst medicijnen op de markt die het een stuk makkelijker maakten om iemand met een verstandelijke beperking te verzorgen of te helpen. Na 1945 werden mensen met een verstandelijke handicap niet meer gezien als mensen die zwakzinnig waren en dus niets konden. Vanaf dat moment werden deze mensen als patiënt gezien en niet meer als iemand waarvoor de maatschappij zich moest beschermen. Nu werden ze beschouwd als zieke mensen.

Slide 10 - Slide

  • Verstandelijke handicap is een ziekte.
  • De verstandelijk gehandicapte is een patiënt die wordt behandeld, verzorgd en verpleegd.
  • Instituten lijken op ziekenhuizen met lange gangen, bedzalen, zustersposten, witte schorten, witte lakens en muren en geneesheerdirecteuren.
  • Zorg voornamelijk gericht op lichamelijke gezondheid, goede voeding, hygiëne, rust en medicijnen.
  • Instituten niet op samenleving gericht.
  • De verstandelijk gehandicapte wordt geïnstitutionaliseerd.
  • Zorg eerst door religieuzen/verpleegkundigen uitgevoerd, later ook door leken verpleegkundigen.
  • Verpleegkundigen zijn verlengde arm van de arts.
  • Mens met verstandelijke beperking heet ‘zwakzinnige’
Het ontwikkelingsmodel       1960- 1970
Dingen die in deze periode vanzelfsprekend waren in bijvoorbeeld instellingen werden nu veranderd. Zo werd de plaats van artsen ingenomen door psychologen waardoor er meer gekeken werd naar het gedrag van mensen met een verstandelijke beperking. Vanaf dit moment werd er ook meer de nadruk gelegd op gelijkheid en werd iemand met een verstandelijke beperking niet meer gezien als iemand die ziek was maar als iemand die een achterstand had in de ontwikkeling. Mensen met een verstandelijke beperking hebben net zoveel recht op een zo normaal mogelijk leven als ieder ander zonder beperking, dit werd ook wel de normalisatiegedachte genoemd. Dit betekende niet dat ze zich volledig aan moesten passen aan de harde eisen van de maatschappij, al dachten sommige mensen dat dit wel zo moest zijn.

Slide 11 - Slide

  • Een verstandelijk gehandicapte is een mens met aangeleerd gedrag dat veranderd kan worden.
  • Patiënt wordt ‘pupil’.
  • Geen uniformen meer.
  • Verpleegkundige wordt ‘groepsleidster’.
  • De afdelingen worden kleiner (12 pupillen) en leefgroepen genoemd.
  • Leefomstandigheden worden stuk normaler.
  • Groepsleiders proberen pupillen alles te leren wat mogelijk lijkt, te hoge eisen aan pupil gesteld.
  • Groepsleider verdringt ouders van hun plaats.
  • Ouders worden ertoe aangezet hun kind zo jong mogelijk over te dragen aan inrichting, daar kan deskundige hulp geboden worden.
  •  Mens met verstandelijke beperking heet ‘geestelijk gehandicapte’.
  • Verstandelijk gehandicapte heeft mogelijkheden tot groei, leren en ontwikkelen.
  • Verstandelijk gehandicapte heeft recht op eigen plaats binnen de maatschappij. 
  • Binnen instituten is normaal leven niet mogelijk.
Het integratiemodel  1970- 1990
De normalisatiegedachte leverde in deze periode steeds meer problemen op. Waarom moesten de mensen met een verstandelijke beperking zich altijd aanpassen? Zou het niet beter zijn als dit ook andersom zou gelden? Het recht op een zo normaal mogelijk leven is natuurlijk een goede zaak maar een verstandelijke beperking kon je natuurlijk niet negeren. De samenleving moest mensen met een beperking maar meer gaan accepteren. Ze moesten kunnen deelnemen aan de samenleving zonder dat zij zich aan hoefden te passen aan de samenleving, dit werd ook wel de integratiegedachte genoemd. Vanaf dat moment werden er woonhuizen voor mensen met een verstandelijke beperking gebouwd, niet diep in het bos maar midden in een woonwijk. In plaats van de psychologen en pedagogen kwamen de ouders en groepsleiders steeds meer in beeld als het om de mensen met een beperking ging.

Slide 12 - Slide

  • Meer aandacht voor het sociale aspect (gevoelens en emoties). 
  • Mens met verstandelijke beperking heet ‘geestelijk gehandicapt’. 
  •  ‘Pupil’ verandert in ‘bewoner’.
  • Sfeer in de groep wordt belangrijk: warm en gezellig, huiselijk, kaarsen en bankstellen.
  • Begeleider laat zich bij de voornaam noemen.
  • Verstandelijk gehandicapte moet integreren in de samenleving.
  • Ontstaan van kleinschalige woonvoorzieningen (fasehuizen) en dagcentra.
  • Verdunning: niet gehandicapten komen wonen op instituutsterrein.
  • Er wordt weinig belang gehecht aan professionaliteit en deskundigheid.
Zorg op maat   sinds 1990
Sinds 1990 worden verstandelijk gehandicapte mensen niet meer als een groep gezien. Iemand met een verstandelijke beperking is net zo goed een individu als iemand zonder verstandelijke handicap en ook zij hebben het recht om hun eigen keuzes te maken. Nu wordt er per persoon gekeken naar wat iemand nodig heeft en niet meer naar een grote groep mensen over het algemeen. Ook word er nu niet meer gekeken naar wat iemand met een verstandelijke beperking niet kan, in plaats daarvan wordt er gekeken naar wat iemand wel kan.

Slide 13 - Slide

  • Relaties zijn belangrijk, maar niet het enige belangrijke.
  • Ook overheid is van mening dat zorg te beperkt, te weinig gevarieerd, te geregeld en te laag van kwaliteit is.
  • Zorg- moet beheers- en betaalbaar zijn.
  • Minder regelgeving, meer concurrentie.
  • Instellingen maken gebruik van elkaars diensten, transmurale zorg.
  • Groepsleider wordt begeleider of persoonlijk begeleider.
  • Geestelijk gehandicapte wordt verstandelijk gehandicapte.
Individualisering en kwaliteit   1990- 2000
Er wordt veel meer gekeken naar het individu en wat deze nodig heeft. 
Er komen wetten en kaders zoals de wet BOPZ en WGBO om clienten beter te kunnen beschermen. 
De begeleiding wordt aangepast op wat de client nodig heeft. Clienten mogen leren.  

Slide 14 - Slide

  • Minder regels Overheid 
  • Behoeftengestuurd stelsel
  • Ontstaan PGB (persoonsgebonden budget)
  • Ontstaan wetgeving BOPZ, WGBO, WPR, Wet kwaliteit Zorginstellngen, Wet Klachtrecht, Wet Medezeggenschap.
  • Meer concurrentie, instellingen breiden aanbod uit.
  • Meer woonvormen, dagopvang, vakantieopvang, begeleiding thuis.
  • Meer aanbod op gebied van werk en dagbesteding.
  • Training in vaardigheden t.a.v. wonen en werken.
  • Aandacht voor bejegening, meer zeggenschap voor cliënt.
Nieuwe zorgmodellen vanaf 2000
Ondersteuningsmodel
Emancipatiemodel
Burgerschapsmodel.
Nieuwe kijk op zorg.
Kwaliteit van bestaan
Persoonlijke toekomstplanning

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat vind jij? 
Veel huidige ouderen in de gehandicaptenzorg hebben een hoop van deze ontwikkelingen meegemaakt en hebben hier steeds weer aan moeten wennen.
Vind jij dat wij deze flexibiliteit van onze clienten kunnen vragen?
Leg uit waarom.  


volg je de les zelfstandig?
Vul je antwoord dan in op de volgende dia

Slide 16 - Slide

Nog niet zo lang geleden leerden wij cliënten en ouders dat wij als verzorgende/ begeleiders het wel weten allenmaal. Wij bepalen wat goed is voor de client en de client werd snel uit huis geplaatst.
Tegenwoordig wordt het thuis wonen gestimuleerd. Zo ook de eigen regie van de client en krijgt familie alle zeggenschap over de client.
Dus daar waar wij onze cliënten eerst hospitaliseren moeten ze nu ineens een mening hebben en doen wat ze zelf willen.
Kunnen cliënten dat wel en kan je dat van cliënten vragen?

Wat vind jij?
Geef antwoord op de vraag van de vorige dia.

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Fenomenologisch model.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat is fenomenologie?
Edmund Husserl.
Grondlegger van de fenomenologie.
(ontstaan op de grens tussen de 19e en 20e eeuw)

Slide 19 - Slide

Werkt het geluidsfragment niet?

Fysiologische stroming die uitgaat van de ervaring en de waarneming bij het bestuderen en beschrijven van de werkelijkheid.
De wereld verschijnt aan ons in fenomenen en daar moeten we ons op baseren als we iets over die werkelijkheid willen zeggen.

Filosofen die de fenomenologie verder hebben ontwikkeld: 
Max Scheler 1874- 1928
Martin Heidegger 1889- 1976
Maurice Merleau-Ponty  1908- 1961
Jean-Paul Satre 1905-1980

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Kenmerken fenomenologisch model
  • Doelstelling: gelukkige “oude dag”
  • Persoon met individuele behoefte staat centraal
  • Begeleider moet empathisch vermogen hebben
  • Niet gericht op vooruitgang
  • Respecteren en accepteren van eigenaardigheden en eigen smaak
  • Zo min mogelijk gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen
  • Evenwicht tussen behoefte aan rust en in stand houden vaardigheden

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

De Methode Urlings
een korte kennismaking

Slide 22 - Slide

Een korte kennismaking omdat de methode uitgebreider terug komt in les 5. 
Deze methode vormt de basis voor begeleiding van ALLE oudere en dementerende mensen met ALLE VERSCHILLENDE niveaus van verstandelijke beperking. 
Ook de mensen met problematisch gedrag en de normaal begaafde ouderen kunnen vanuit deze methode passend begeleid worden. Dit is mogelijk door het flexibel toepassen van kennis en methodes die passen bij de individuele cliënt.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Het uitgangspunt van de methode is het dusdanig respectvol met de cliënt om gaan, zoals men het zelf zou willen wanneer men afhankelijk zou zijn van professionele zorgverleners; of men het zou wensen voor bijvoorbeeld de eigen (groot)ouders. De “methode Urlings” bestaat uit vier elementen:
  1. De fenomenologische benadering
  2. Aanvullende benaderingswijzen
  3. Het levensverhaal
  4. De huidige behoeften, belevingen en wensen van de ouderen zelf

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

De “methode Urlings” gaat uit van het flexibel toepassen van specifieke benaderingswijzen en specifieke kennis. Om dit te verduidelijken wordt gebruik gemaakt van het beeld van het “gereedschapskoffertje”.

In dit denkbeeldige koffertje zitten alle kennis en vaardigheden opgeborgen die verkregen zijn door opleiding, ervaring en bijscholing. Voor ieder individu en voor elke situatie pakt men uit het koffertje die vaardigheden, technieken en kennis die de cliënt het best helpen om een zo gelukkig mogelijke oude dag te hebben.
Meer informatie?

Slide 25 - Slide

Via meer informatie kom je op een website waar deze informatie te vinden is en waar de vier elementen uitgelegd staan. 
Film
Op de volgende dia staat een film. Bekijk deze film. 
Onderweg stopt de film een paar keer en krijg je een vraag. 
Beantwoord deze en kijk daarna rustig verder. 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

3

Slide 27 - Video

This item has no instructions

00:55
Welke persoonsgerichte zorg zal de begeleider hier bedoelen?
A
Zorg op maat
B
Individualisering en kwaliteit
C
Beide antwoorden zijn juist
D
Beide antwoorden zijn onjuist

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

01:45
De oplossing is: een passende begeleidingsstijl bieden. Wat is hier een passende begeleidingsstijl?

Slide 29 - Open question

Welke kenmerken zijn passend voor de begeleiding naar deze cliënten? 
03:23
Je hebt de kenmerken gehoord van de begeleidingsstijl die ingezet wordt. Welke begeleidingsstijl is dit nu denk je?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Dit is het einde van de les. Zijn er nog vragen? 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Wat vond je van de les?
Geef tip en top

Slide 32 - Mind map

This item has no instructions

Bedankt voor je aandacht

Slide 33 - Slide

This item has no instructions