Kengetallen (havo H.34 en H.35)

Hoofdstuk 34 Liquiditeit en solvabiliteit  
Hoofdstuk 35 Overige kengetallen
34.1 en 34.2   Voor het berekenen van de liquiditeitsratio's 
(current en quick ratio) is het volgende van belang:

IJzeren voorraad: dit is een minimumvoorraad van een bedrijf en telt niet mee in de vlottende activa (want altijd aanwezig)
Debiteurenkern: er is altijd een bepaald bedrag te vorderen van debiteuren, dit wordt nooit nul. Daarom telt dit deel niet mee in de vlottende activa.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 34 Liquiditeit en solvabiliteit  
Hoofdstuk 35 Overige kengetallen
34.1 en 34.2   Voor het berekenen van de liquiditeitsratio's 
(current en quick ratio) is het volgende van belang:

IJzeren voorraad: dit is een minimumvoorraad van een bedrijf en telt niet mee in de vlottende activa (want altijd aanwezig)
Debiteurenkern: er is altijd een bepaald bedrag te vorderen van debiteuren, dit wordt nooit nul. Daarom telt dit deel niet mee in de vlottende activa.

Slide 1 - Slide

Current ratio = vlottende activa + liquide middelen
                                      kort vreemd vermogen
moet > 2 zijn. Lager dan 2 is niet persé slecht, bij bijvoorbeeld handelsbedrijf met hoge omzetsnelheid.

Quick ratio = (vlottende activa - voorraden) + liquide midd.
                                      kort vreemd vermogen
moet > 1 zijn.

Slide 2 - Slide

Nu oefenen: 
opgave 34.3

Slide 3 - Slide

34.3 Cashflow = resultaat NA belasting + afschrijvingen
34.4 Solvabiliteit
= Hoe groot is het risico voor de vreemd vermogen verschaffers.
Verschillende formules met TV, VV en EV (geen gemiddelden)
TV    x 100%            >200%
VV

EV    x 100%            >100%
VV
Debt ratio:
VV    x 100%          <50%
TV   

Slide 4 - Slide

Nu oefenen: 
opgave 34.10

Slide 5 - Slide

35.1 en 35.2
Rentabiliteit v.h. Eigen Vermogen (REV) =
resultaat NA belasting      x 100%
    gemiddeld E.V.

Gemiddeld EV: het gemiddelde van de EV-balansposten van de beginbalans en de eindbalans  of:
de balans bestaat al uit gemiddelde cijfers, en dan moet de winst nog worden gedeeld door twee (gemiddelde tussen 0 en jaarwinst)

Slide 6 - Slide

Interest Vreemd Vermogen (IVV) =
 kredietkosten (waaronder interest)    x 100%
     gemiddeld Vreemd Vermogen

gemiddeld vreemd vermogen: gemiddelde van alle posten die onder VV vallen van de beginbalans en de eindbalans.

Slide 7 - Slide

Rentabiliteit van het Totaal Vermogen =
kredietkosten + resultaat VOOR belasting     x 100%
          gemiddeld totaal vermogen

gemiddeld TV: gemiddelde van het balanstotaal aan het begin en aan het einde van het jaar of:
als de balans al uit jaargemiddelden bestaat, dan mag de winst maar voor de helft worden meegerekend.

Slide 8 - Slide

Nu oefenen met


Opgave 35.3

Slide 9 - Slide

35.3    Beleggerskengetallen
Winst per aandeel = nettowinst / aantal geplaatste aandelen

Cashflow per aandeel = cashflow / aantal geplaatste aand.

Dividend per aandeel = dividend / aantal geplaatste aand.

slide 11: rekenvoorbeelden,   slide 12: Kahoot

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link