What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Log in
Register
‹
Return to search
MCAWIS dt4 lj3 week 2 les 2
HOOFDSTUK 9
REKENEN MET VARIABELEN
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
Wiskunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
24 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
HOOFDSTUK 9
REKENEN MET VARIABELEN
Slide 1 - Slide
Vandaag
Herhaling 9.2
Uitleg 9.3
Zelf werken
Doel van vandaag
Na vandaag kan ik rekenen met machten
Slide 2 - Slide
Herhaling 9.2
Rekenregels voor exponenten:
g
a
⋅
g
b
=
g
a
+
b
2
3
⋅
2
6
=
2
3
+
6
=
2
9
(
g
a
)
b
=
g
a
⋅
b
(
3
2
)
3
=
3
6
g
b
g
a
=
g
a
−
b
4
2
4
5
=
4
5
−
2
=
4
3
Slide 3 - Slide
Uitleg 9.3
Wanneer de grondgetallen niet gelijk zijn, of een variabele bevatten gelden de volgende rekenregels:
Slide 4 - Slide
Uitleg 9.3
Wanneer de grondgetallen niet gelijk zijn, of een variabele bevatten gelden de volgende rekenregels:
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
Slide 5 - Slide
Uitleg 9.3
Wanneer de grondgetallen niet gelijk zijn, of een variabele bevatten gelden de volgende rekenregels:
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
(
4
x
)
3
Slide 6 - Slide
Uitleg 9.3
Wanneer de grondgetallen niet gelijk zijn, of een variabele bevatten gelden de volgende rekenregels:
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
(
4
x
)
3
=
4
x
⋅
4
x
⋅
4
x
Slide 7 - Slide
Uitleg 9.3
Wanneer de grondgetallen niet gelijk zijn, of een variabele bevatten gelden de volgende rekenregels:
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
(
4
x
)
3
=
4
x
⋅
4
x
⋅
4
x
=
4
⋅
4
⋅
4
⋅
x
⋅
x
⋅
x
Slide 8 - Slide
Uitleg 9.3
Wanneer de grondgetallen niet gelijk zijn, of een variabele bevatten gelden de volgende rekenregels:
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
(
4
x
)
3
=
4
x
⋅
4
x
⋅
4
x
=
4
⋅
4
⋅
4
⋅
x
⋅
x
⋅
x
=
4
3
⋅
x
3
Slide 9 - Slide
Uitleg 9.3
Wanneer de grondgetallen niet gelijk zijn, of een variabele bevatten gelden de volgende rekenregels:
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
(
4
x
)
3
=
4
3
⋅
x
3
(
b
a
)
n
=
b
n
a
n
Slide 10 - Slide
Uitleg 9.3
Wanneer de grondgetallen niet gelijk zijn, of een variabele bevatten gelden de volgende rekenregels:
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
(
4
x
)
3
=
4
3
⋅
x
3
(
b
a
)
n
=
b
n
a
n
(
4
3
)
3
Slide 11 - Slide
Uitleg 9.3
Wanneer de grondgetallen niet gelijk zijn, of een variabele bevatten gelden de volgende rekenregels:
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
(
4
x
)
3
=
4
3
⋅
x
3
(
b
a
)
n
=
b
n
a
n
(
4
3
)
3
=
4
3
⋅
4
3
⋅
4
3
Slide 12 - Slide
Uitleg 9.3
Wanneer de grondgetallen niet gelijk zijn, of een variabele bevatten gelden de volgende rekenregels:
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
(
4
x
)
3
=
4
3
⋅
x
3
(
b
a
)
n
=
b
n
a
n
(
4
3
)
3
=
4
3
⋅
4
3
⋅
4
3
=
(
4
⋅
4
⋅
4
)
(
3
⋅
3
⋅
3
)
Slide 13 - Slide
Uitleg 9.3
Wanneer de grondgetallen niet gelijk zijn, of een variabele bevatten gelden de volgende rekenregels:
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
(
4
x
)
3
=
4
3
⋅
x
3
(
b
a
)
n
=
b
n
a
n
(
4
3
)
3
=
4
3
⋅
4
3
⋅
4
3
=
(
4
⋅
4
⋅
4
)
(
3
⋅
3
⋅
3
)
=
4
3
3
3
Slide 14 - Slide
Uitleg 9.3
Wanneer de grondgetallen niet gelijk zijn, of een variabele bevatten gelden de volgende rekenregels:
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
(
4
x
)
3
=
4
3
⋅
x
3
(
b
a
)
n
=
b
n
a
n
(
4
3
)
3
=
4
3
3
3
Slide 15 - Slide
Uitleg 9.3
LET OP!
Rekenregel
Geldt niet voor een formule als
Dan haakjes uitwerken
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
(
a
+
b
)
2
Slide 16 - Slide
Uitleg 9.3
LET OP!
Rekenregel
Geldt niet voor een formule als
Dan haakjes uitwerken
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
(
a
+
b
)
2
(
4
+
x
)
2
=
(
4
+
x
)
(
4
+
x
)
Slide 17 - Slide
Uitleg 9.3
LET OP!
Rekenregel
Geldt niet voor een formule als
Dan haakjes uitwerken
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
(
a
+
b
)
2
(
4
+
x
)
2
=
(
4
+
x
)
(
4
+
x
)
=
1
6
+
4
x
+
4
x
+
x
2
=
1
6
+
8
x
+
x
2
Slide 18 - Slide
Uitleg 9.3
De rekenregels van exponenten en machten moet je beide kunnen gebruiken in een som
(
3
a
2
)
4
Slide 19 - Slide
Uitleg 9.3
De rekenregels van exponenten en machten moet je beide kunnen gebruiken in een som
(
3
a
2
)
4
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
Slide 20 - Slide
Uitleg 9.3
De rekenregels van exponenten en machten moet je beide kunnen gebruiken in een som
(
3
a
2
)
4
=
3
4
⋅
(
a
2
)
4
(
a
⋅
b
)
n
=
a
n
⋅
b
n
Slide 21 - Slide
Uitleg 9.3
De rekenregels van exponenten en machten moet je beide kunnen gebruiken in een som
(
3
a
2
)
4
=
3
4
⋅
(
a
2
)
4
(
g
a
)
b
=
g
a
⋅
b
Slide 22 - Slide
Uitleg 9.3
De rekenregels van exponenten en machten moet je beide kunnen gebruiken in een som
(
3
a
2
)
4
=
3
4
⋅
(
a
2
)
4
=
8
1
a
8
(
g
a
)
b
=
g
a
⋅
b
Slide 23 - Slide
Aan de slag!
Wat: Maak 9.3
Hoe: 10min zelfstandig in stilte, daarna zacht overleg binnen eigen groepje
Klaar?
opgaven nakijken en werken aan ander vak
Slide 24 - Slide
More lessons like this
9.3 de huid v2.0
July 2025
- Lesson with
14 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
10.1 - Formules korter maken
April 2022
- Lesson with
9 slides
Wiskunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 1,2
Waarom is het zo heet in de stad?
September 2024
- Lesson with
39 slides
by
4TU.Schools
Wiskunde
Natuur, Leven en Technologie
+4
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4,5
4TU.Schools
9.3 Overerving in de familie dl1
May 2023
- Lesson with
18 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
wortels en machten
April 2018
- Lesson with
48 slides
Wiskunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
4V Practicum Osmose + 3.3 en 3.4 Onderzoek
June 2022
- Lesson with
20 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Herleiden en ontbinden in factoren
April 2018
- Lesson with
15 slides
Wiskunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Kitesurfen op rekenkracht: win jij de wedstrijd?
June 2025
- Lesson with
31 slides
by
4TU.Schools
Wiskunde
Natuurkunde
+1
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
4TU.Schools