Lesson 39: Study vocab words/ present continuous /unit 4.3 or reading 1C

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Silent learning (vocab page 153/154) or studygo

Lesson aims:

- I have finished unit 4.3 speaking

- I know how to use the present continuous

- Make a reading assignment

Present continuous

1.  Present ContiNUous gebeurt nu. 

• signaalwoorden: now / at the moment / listen; ..... / look; .....
  
• de handeling duurt even (aan het praten, aan het slapen, aan het lezen, etc.)
  
• -ingvorm
  
• je vertaalt het met 'aan het .....'

2. Ik kan de Present Continuous maken.

to be (zijn)

AM

ARE

IS

werkwoord

ING

+

+

Voorbeeld

I am screaming at my computer right now.

In het Engels gebruik je de Present Continuous als je praat over iets wat nu aan de gang is of iets wat je op dit moment aan het doen bent.

3. eindigt het woord op een - e weg ermee!

Sommige werkwoorden eindigen op een 'stomme e'

(je schrijft hem wel maar je hoort hem niet)

move - moving

drive - driving

hope - hoping

make - making

4. klinker + medeklinker = dubbele letter

sommige werkwoorden krijgen een verdubbeling van de medeklinker als er een klinker voor staat:

travel - travelling

run - running

plan - planning

swim - swimming

stop - stopping

Present continuous

1. Je gebruikt de Present Continuous als iets nu gebeurt.
   
   
2. Dit is de vorm: am / are / is + ww + ing
   
   
3. Werkwoord eindigt op -e? Weg ermee!
   
   
4. Eén lettergreep, eindigt op klinker + medeklinker? = extra medeklinker!

We ... the dishes right now

1. are doing
2. was doing
3. are do
4. was do

Look! They ... him his present

1. are give
2. were give
3. are giving
4. were giving

I ... a book for school right now

1. am read
2. am reading
3. was read
4. was reading

She ... her bag all by herself as we speak

1. is carrying
2. was carried
3. was carrying
4. is carry

Luciano and Antwan .......... (drive) a tractor.

1. is driveing
2. are driveing
3. is driving
4. are driving

I .......... (plan) a trip now.

1. am planning
2. am planing

The puppy .......... (take) a nap.

1. is takeing
2. is taking

He ... in the Alps this weekend

1. is skied
2. was skiing
3. was skied
4. is skiing

Please make 4.3 speaking.

What?

Please make unit 4.3 speaking, exercise 1 till  11. 

Finished?

• Make unit 4.4 reading in your student book
• Practice with the grammar of unit 4.
• Learn your words on studygo.com

play.blooket.com