1718-3vg-elektrische energie

1 / 42
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

wat gaan we vandaag doen?
Elektrische energie
Vermogen 
Type plaatje

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Vermogen bereken
  2. Energie meten in Kwh
  3. Rendement opgave 25 en 27
  4. Activiteit 7 Spanning en stroomsterkte meten
  5. Huiswerk opgave 31 , 34, 36, 44 en 45

Slide 3 - Slide

Vermogen
Elektriciteit is het stromen van elektronen. De energie van de stroom van elektronen kun je gebruiken om apparaten te laten werken net zoals je een waterrad kunt laten werken op de stroming van de rivier. Wat het water van de rivier kan, hangt af van de hoeveelheid water en het hoogteverschil in de rivier. Wat je met elektriciteit kan, hangt af van de stroomsterkte en de spanning. Deze bepalen het vermogen van de elektriciteit.

Slide 4 - Slide

Omzetten energie
Elektrische energie kun je omzetten in licht, warmte of beweging en omgekeerd.

Slide 5 - Slide

Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen. De afkorting voor vermogen is de hoofdletter P van het Engelse woord voor vermogen, power. Een eenheid van vermogen is joule per seconde (J/s). Een andere eenheid is de watt
(W). Hierbij geldt dat 1 W evenveel is als 1 J/s. 

Slide 6 - Slide

Vermogen - typeplaatje
Een typeplaatje vind je vaak achterop of onderop een elektrisch apparaat.Op het typeplaatje vind je het vermogen van een apparaat.
Het vermogen geeft ook aan wat een apparaat kan. Met een boormachine van 300 watt zal je niet zo makkelijk een gat boren als met een boormachine van 800 watt. Apparaten met een hoger vermogen kunnen meer maar gebruiken ook meer elektrische energie. Hoe groter het vermogen van een apparaat, hoe meer het apparaat kost om het te gebruiken.
Het vermogen van een apparaat staat altijd op het typeplaatje.

Slide 7 - Slide

Activiteit 1
Maak het verslag van activiteit 1 in je digitale practicumschrift.

Maak een ranglijst van alle apparaten. 
(grootste vermogen bovenaan)
Huiswerk: inleveren practicum schrift in google classroom.

Klaar? Huiswerk opgave 1, 2, 4, 8 en 10

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

1. Wat is vermogen?
2. Omschrijf het vermogen om 10 km te kunnen hardlopen?
3. Wat is het vermogen van een auto?
4. Wat is de formule om elektrisch vermogen te berekenen?

Slide 10 - Open question

Vermogen berekenen

Slide 11 - Slide

Elektrische energie meten
Energieverbruik  =   vermogen x tijd
E     =   P x t

P in kW (of in W)
t in uren (of in S)
E in KWh (of in J/sec)

Slide 12 - Slide

Toets 
Gebruik de G-FIRE methode!
(G-FIRE=Gegevens,Formule,Invullen,Rekenen/Resultaat,Eenheid)

Een gloeilamp wordt aangesloten op een spanning van 220 V, de stroomsterkte door de lamp is 5 A. De lamp brand 3 uur.
  1. Wat is het vermogen van de lamp?
  2. Hoeveel energie in Kwh verbuikt de lamp in deze 3 uur?

Klaar? lees in stilte blz 24 en 25 uit het boek!

Slide 13 - Slide

Filmpje elektrisch vermogen

Slide 14 - Slide

Rendement
n= E nuttig / E toegevoerd x 100%

Bereken het rendement van een lamp met een elektrisch vermogen van 11W, die 5W lichtenergie uitstraalt.
n= 5J / 11J x 100% = 45%

Het rendement is 45 %

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Experiment 7
Voer het experiment volgens het boek uit (page 34).
Let op :
- De stekker NIET in het stopcontact voordat de hele schakeling gebouwd is.
- Laat Altijd je schakeling controleren voordat je de stekker in het stopcontact steekt.
- Bouw de schakeling met alleen de de lamp, de amperemeter en een draad. Daarna sluit je de spanningsmeter aan (Voltmeter, zie fig.36).
- Gebruik de volgende lampen: Lamp1 6V/50mA and lamp2 6V/200mA (marked blue or black)

Verslag (Iedereen in zijn/haar Practicum document))
- Namen/datum/titel
- Schema getekend van de schakeling  (foto)
- Tabel met de meetwaarden (Lamp 1, lamp 2, ….)
- Antwoorden op de vragen

Slide 17 - Slide

Huiswerk
Huiswerk opgave 25, 27, 31 , 34, 36, 44 en 45

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Activiteit 2 & 3
blz 20 in  het natuurkundeboek.

Huiswerk Opgave 14 ,15 en 16

Slide 21 - Slide

Opdracht 1

Slide 22 - Slide

Uitwerking opdracht 1

Slide 23 - Slide

Opdracht 2

Slide 24 - Slide

Uitwerking opdracht 2

Slide 25 - Slide

Opdracht 3

Slide 26 - Slide

Uitwerking opdracht 3

Slide 27 - Slide

Opdracht 4

Slide 28 - Slide

Uitwerking opdracht 4

Slide 29 - Slide

0,2 kW =
A
0,0002 W
B
2 W
C
200 W
D
2000 W

Slide 30 - Quiz

500 W =
A
500000 kW
B
5000 kW
C
5 kW
D
0,5 kW

Slide 31 - Quiz

Bereken de totale weerstand in het schema hiernaast.
A
Rt = 50 Ω
B
Rt = 150 Ω
C
Rt = 0,03 Ω
D
Rt = 33,3 Ω

Slide 32 - Quiz

Hoe groter de weerstand,
A
Hoe groter de stroomsterkte
B
Hoe kleiner de spanning
C
Hoe kleiner de stroomsterkte

Slide 33 - Quiz

Bereken de totale weerstand in het schema hiernaast.
A
Rt = 30 Ω
B
Rt = 0,07 Ω
C
Rt = 14,3 Ω
D
Rt = 70 Ω

Slide 34 - Quiz

welke deeltjes verplaatsen zich wanneer je voorwerpen langs elkaar wrijft?
A
neutronen
B
protonen
C
elektronen
D
quarks

Slide 35 - Quiz

Hoe groter de spanning,
A
Hoe groter het vermogen
B
Hoe kleiner de weerstand
C
Hoe kleiner de stroomsterkte

Slide 36 - Quiz

Bereken de totale weerstand (vervangings- weerstand) van de schakeling hiernaast.
A
100 Ω
B
53,3 Ω
C
6,7 Ω
D
67,5 Ω

Slide 37 - Quiz

Symbool voor de grootheid vermogen
A
W
B
U
C
P
D
R

Slide 38 - Quiz

Een gloeilamp heeft een vermogen van 60 W. Door de lamp loopt een stroomsterkte van 5 A. Op welke spanning is de lamp aangesloten?
A
300 V
B
12 V
C
0,08 V

Slide 39 - Quiz

Een strijkijzer werkt op een netspanning van 230 volt. Het typeplaatje van het strijkijzer staat hiernaast. Hoe groot is de stroomsterkte door het strijkijzer?
A
60 Hz
B
800 W
C
3,5 A
D
0,3 A

Slide 40 - Quiz

Een gloeilamp wordt aangesloten op een spanning van 24 V, de stroomsterkte door de lamp is 5 A. Wat is het vermogen van de lamp?
A
120 W
B
4,8 W
C
0,2 W

Slide 41 - Quiz

a. Heb je alles van deze les begrepen?
b. Zijn er onderdelen van deze les die je nog niet zo
goed begrijpt of waar je meer uitleg voor nodig hebt?
c. Heb je nog tips of suggesties voor deze les?

Slide 42 - Open question