Herhalingsles Krachten gebruiken 1.1 - 1.4 + Quiz

Flexles herhaling H1
Lesplanning:
  1. Vragenrondje
  2. Maken, bespreken, maken, bespreken, maken, ....
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Flexles herhaling H1
Lesplanning:
  1. Vragenrondje
  2. Maken, bespreken, maken, bespreken, maken, ....

Slide 1 - Slide


Overzicht H1

  • Krachten tekenen
  • zwaartekracht en massa
  • Evenwicht
  • Hefbomen
  • Druk
  • Kracht en beweging

Maak gebruik van de studiewijzer.

Slide 2 - Slide


Massa, gewicht en zwaartekracht
Oefentoets
vraag 1, 2 en 5 t/m 14
In 2005 lande de ruimtesonde Cassini (m = 5712 kg) op Titan, een maan van Saturnus. De gravitatieconstante op Titan is 1,35. 

  1. Hoe groot is de massa van de ruimtesonde op Saturnus?

     
     
  2. Bereken het gewicht van de ruimtesonde na landing op Titan.


Slide 3 - Slide


Evenwicht
Het glas is in evenwicht. Teken een lijn waarop het zwaartepunt zich bevindt.

Slide 4 - Slide

Welk(e) blokje(s) is/zijn in evenwicht?
A
Blokje A, B en C
B
Blokje A en C
C
Blokje B
D
Blokje B en C

Slide 5 - Quiz

Evenwicht

De massa van het rode
blokje = ...
A
20 g
B
40 g
C
60 g
D
80 g

Slide 6 - Quiz

Evenwicht
Fr(linksom)=Fr(rechtsom)
Hefboomwet:

Slide 7 - Slide

Hefbomen
zijn apparaten die de evenwicht regel (hefboomwet) gebruiken om ervoor te zorgen dat je minder kracht nodig hebt.

Slide 8 - Slide

Leg uit in welke situatie je de minste spierkracht nodig hebt om de kruiwagen op te tillen.

Slide 9 - Open question

Stappenplan
  1. Draaipunt tekenen
  2. Werklijnen tekenen
  3. De arm opmeten van beide krachten
  4. Hefboomwet gebruiken
Fr(linksom)=Fr(rechtsom)

Slide 10 - Slide

Hefbomen
kruiwagen

Slide 11 - Slide

Als je de kruiwagen loslaat, valt deze om, leg uit hoe dit komt.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Druk
p=AF

Slide 14 - Slide

Druk omrekenen
  • 1 m² = 10 000 cm² 
     
  • 1 N/m² = 1 Pa
     
  • 1 N/cm² = 10 000 N/m²

Slide 15 - Slide

120 cm² = ... m²
A
0,012
B
1,2
C
12 000
D
1 200 000

Slide 16 - Quiz

1,3 Pa = ... N/m²
A
0,013
B
1,3
C
1300
D
130 000

Slide 17 - Quiz

5 N/cm² = ... N/m²
A
0,0005
B
0,05
C
500
D
50 000

Slide 18 - Quiz

De naaldhakken van
Angelina Jolie
VS
een olifantenpoot

Slide 19 - Slide

Een mannetjesolifant weegt ongeveer 5000 kg.
De oppervlakte van de vier poten is 0,097 m². Bereken de druk onder de poot van de olifant.
A
485 Pa
B
4758 Pa
C
51 546 Pa
D
505 670 Pa

Slide 20 - Quiz

Gegeven

m = 5000 kg --> Fz = 49050 N
A = 0,097 m²

Oplossing

p = F / A
    = 49050 / 0,097
    = 505 670 Pa

Slide 21 - Slide

De druk onder de hakken van Angelina is 588,6 kPa.
De oppervlakte van twee hakken is 0,1 dm².
Bereken de massa van Angelina

Slide 22 - Open question

Gegeven

p = 588,6 kPa = 588600 Pa
A = 0,1 dm² = 0,001 m²
m = ?

Oplossing

p = F / A
588600 = F / 0,001
F = 588600 * 0,001 = 588,6 N

m = 588,6 / 9,81 = 60 kg

Slide 23 - Slide

Aan de slag
Voorbereiden toets 

 oefentoets in je boek, vraag 1, 2 en 5 t/m 14
+
oefenopgaven in de studiewijzer 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Werkblad hefbomen
5 en *6

Slide 26 - Slide

Opgave 5

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide


Hefbomen
millenniumrad
De massa van het millenniumrad is
1,5 * 10⁶ kg. Bepaal hoe groot de kracht van de kabel moet zijn om het rad in evenwicht te houden.

timer
5:00

Slide 29 - Slide



Kracht en beweging
1e wet van Newton
Je rijdt met je fiets op een vlakke asfaltweg. Het is windstil. Je snelheid is constant 15 km/h. Op een bepaald moment ga je harder trappen. Hierdoor neemt je snelheid toe tot 25 km/h. Je blijft een tijdje met 25 km/h rijden. Plotseling gaat de asfaltweg over in een zandweg. Je trapkracht verander je niet. Door de toegenomen rolwrijving daalt je snelheid tot 10 km/h. Je blijft een tijdje met 10 km/h rijden. Op een bepaald moment stop je met trappen. Uiteindelijk sta je stil. 
Geef de juiste volgorde van de figuren. Let op: één figuur moet twee keer in je rijtje voorkomen.  

Slide 30 - Slide


Kracht en beweging
1e wet van Newton

Slide 31 - Slide

Quiz over druk
Druk

Slide 32 - Slide

De eenheid van druk is




A
• N/m
B
• N/m2
C
• Nm
D
• N/m3

Slide 33 - Quiz

Een schaatser glijdt het grootste deel van de tijd op één schaats. Het contactoppervlak van de schaats met het ijs is 40 cm lang en 0,1 cm breed.
Hoe groot is de druk op het ijs als de schaatser een massa heeft van 80 kg?
A
20 N/cm²
B
50 N/cm²
C
200 N/cm²
D
500 N/cm²

Slide 34 - Quiz

De graafmachine heeft een massa van 8700 kg. De machine staat op rupsbanden. Het contactoppervlak met de grond is bij elke rupsband 7,0 m bij 60 cm.
Bereken de druk van de graafmachine op de ondergrond in Pa. Geef je antwoord in een geheel getal.
De druk van de graafmachine op de ondergrond is ...... Pa.

Slide 35 - Open question

De eenheid van druk is
A
kracht per meter (N/m).
B
newton per meter (N/m).
C
kracht per vierkante meter (N/m²).
D
newton per vierkante meter (N/m²).

Slide 36 - Quiz

Een schaatser glijdt het grootste deel van de tijd op één schaats. Het contactoppervlak van de schaats met het ijs is 35 cm lang en 0,1 cm breed.
Bereken de druk op het ijs als de schaatser een massa heeft van 70 kg.
De druk is ........ N/cm²

Slide 37 - Open question

Een Jeep heeft een massa van 2000 kg. Het contactoppervlak met de grond is bij elke band 0,4 m bij 25 cm.
Bereken de druk van de Jeep op de ondergrond.
De druk van de Jeep op de ondergrond is ....... Pa.

Slide 38 - Open question

De afmetingen van een baksteen zijn 23 bij 10 bij 8 cm.
Op welke zijde moet de baksteen staan om de druk zo groot mogelijk te maken?
A
op de zijde van 23 bij 10 cm
B
op de zijde van 23 bij 8 cm
C
op de zijde van 10 bij 8 cm

Slide 39 - Quiz

Een graafmachine heeft rupsbanden om zonder problemen over een drassig bouwterrein te kunnen rijden. De rupsbanden zijn nodig om de                                  over een groter oppervlak te verdelen. Daardoor wordt de                                     op de grond                    . 
druk
kracht
groter
kleiner

Slide 40 - Drag question

Een graafmachine heeft rupsbanden om zonder problemen over een drassig bouwterrein te kunnen rijden.
Jos beweert dat rupsbanden nodig zijn om de kracht over een groter oppervlak te verdelen.
Karim beweert dat hoe breder de rupsbanden zijn, hoe groter de druk op de grond is.
Wie heeft of hebben gelijk?


A
Jos en Karim hebben allebei gelijk.
B
Jos heeft gelijk.
C
Karim heeft gelijk.
D
Geen van beide.

Slide 41 - Quiz

De zwaartekracht van de meneer is...
A
12,8 N
B
100 N
C
780 N

Slide 42 - Quiz

Je tekent een krachtenpijl van 152 N. De schaal is 1 cm =^ 40 N. Hoe lang moet je de pijl tekenen in cm?

Slide 43 - Open question

Je tekent een krachtenpijl van 5,6 N. Je maakt deze pijl 3,1 cm lang. Wat is de juiste schaal?
A
1 cm =^ 0,55 N
B
1 cm =^ 1,8 N
C
1 cm =^ 17,4 N

Slide 44 - Quiz