Vul de woorden in die onderdeel zijn van een bepaald zinsdeel (onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp). Staat er bijvoorbeeld geen meewerkend voorwerp in de zin? Vul dan een streepje in: -
1 / 45
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
DEEL 1: Zinsontleding
Vul de woorden in die onderdeel zijn van een bepaald zinsdeel (onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp). Staat er bijvoorbeeld geen meewerkend voorwerp in de zin? Vul dan een streepje in: -
Slide 1 - Slide
Wat is het onderwerp van deze zin?: Der Schüler zeigt der Klasse einen Film.
Slide 2 - Open question
Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?: Der Schüler zeigt der Klasse einen Film.
Slide 3 - Open question
Wat is het meewerkend voorwerp van deze zin?: Der Schüler zeigt der Klasse einen Film.
Slide 4 - Open question
Wat is het onderwerp van deze zin?: Ihr gebt dem Ober doch ein Trinkgeld.
Slide 5 - Open question
Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?: Ihr gebt dem Ober doch ein Trinkgeld.
Slide 6 - Open question
Wat is het meewerkend voorwerp van deze zin?: Ihr gebt dem Ober doch ein Trinkgeld.
Slide 7 - Open question
Wat is het onderwerp van deze zin?: Ich möchte den Kugelschreiber haben.
Slide 8 - Open question
Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?: Ich möchte den Kugelschreiber haben.
Slide 9 - Open question
Wat is het meewerkend voorwerp van deze zin?: Ich möchte den Kugelschreiber haben.
Slide 10 - Open question
Wat is het onderwerp van deze zin?: Meine Oma gibt mir einen neuen Rucksack
Slide 11 - Open question
Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?: Meine Oma gibt mir einen neuen Rucksack
Slide 12 - Open question
Wat is het meewerkend voorwerp van deze zin?: Meine Oma gibt mir einen neuen Rucksack
Slide 13 - Open question
Wat is het onderwerp van deze zin?: Die Schokolade gebe ich meiner Lehrerin.
Slide 14 - Open question
Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?: Die Schokolade gebe ich meiner Lehrerin.
Slide 15 - Open question
Wat is het meewerkend voorwerp van deze zin?: Die Schokolade gebe ich meiner Lehrerin.
Slide 16 - Open question
DEEL 2: Naamvallen meerkeuze
Beantwoord de meerkeuzevragen: kies de juiste vorm en vertaling voor het woord tussen haakjes.
Slide 17 - Slide
(Deze) Supermarkt (m) verkauft Bio-Produkte.
A
diese
B
dieser
C
meiner
D
einen
Slide 18 - Quiz
Willst du (een) Kaffee (m)?
A
einen
B
ein
C
meiner
D
solchen
Slide 19 - Quiz
Ich schenke (mijn) Oma (v) Blumen zum Geburtstag.
A
solchen
B
meine
C
meiner
D
einer
Slide 20 - Quiz
Ich esse nie (zulk) Wurst (v).
A
solche
B
solchen
C
diese
D
dieser
Slide 21 - Quiz
DEEL 3: Naamvallen
Vul de juiste uitgang die op de puntjes hoort in. Geen uitgang? noteer dan een streepje: -
Voorbeeld: D…… Verkäufer (m) hat mir alle Produkte gezeigt.
Antwoord: der
Slide 22 - Slide
Der Verkäufer hat mir all…… Produkte (mv) gezeigt.
Slide 23 - Open question
Paul hat sein…… Schwester (v) das Brot gegeben.
Slide 24 - Open question
Welch…… Käse (m) wollen wir nehmen?
Slide 25 - Open question
Meine Oma hat ihr…… Einkaufsliste (v) vergessen.
Slide 26 - Open question
Mein Bruder isst am liebsten d…… Pfannkuchen (mv) von Silvi.
Slide 27 - Open question
Dies…… Produkt (o) ist leider ausverkauft.
Slide 28 - Open question
DEEL 4: Redemittel
Vertaal de zinnen naar het Duits.
Slide 29 - Slide
Cornflakes lust ik niet.
Slide 30 - Open question
Kunt u dat herhalen?
Slide 31 - Open question
Ik wil graag een appelsap.
Slide 32 - Open question
Ik heb jou helaas niet begrepen.
Slide 33 - Open question
Kun je ook kaas meebrengen, alsjeblieft?
Slide 34 - Open question
In het weekend zijn er altijd verse broodjes.
Slide 35 - Open question
DEEL 5: Woordenschat
Vertaal de woorden naar het Nederlands
Slide 36 - Slide
die Birne
Slide 37 - Open question
beliebt
Slide 38 - Open question
die Umfrage
Slide 39 - Open question
zeigen
Slide 40 - Open question
der Zucker
Slide 41 - Open question
früher
Slide 42 - Open question
durchschnittlich
Slide 43 - Open question
der Sieger
Slide 44 - Open question
Du bist fertig, gut gemacht! :)
Oefen nu voor jezelf eventueel nog de dingen die je lastig vond en/of stel vragen.