4 Present perfect HSX

The present perfect
Oftewel; de voltooid tegenwoordige tijd.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

The present perfect
Oftewel; de voltooid tegenwoordige tijd.

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les weet je:

  • Hoe je deze tijd maakt.
  • Wanneer je deze tijd gebruikt.

Slide 2 - Slide

Hoe ziet de present perfect eruit?

Slide 3 - Slide

Present perfect

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Kortom
In het Engels maak je de present perfect, oftewel de vtt met:

'to have' + voltooid deelwoord


Slide 6 - Slide

Hoe 'maak' je het voltooid deelwoord?
1) stam + ed
2) Eindigt het op een stomme e? Dan alleen de d toevoegen.
3) Eindigt op klinker + Y = ied
4) Onregelmatig werkwoord? Derde rijtje.

Slide 7 - Slide

Verschil Nederlands Engels 
In het Nederlands maken we de voltooide tijd met de hulpwerkwoorden 'hebben' en 'zijn'.
Vb: 
Ik heb de afwas gedaan. 
Ik ben naar school geweest.

Slide 8 - Slide

Wanneer?
Wanneer gebruiken we de present perfect?

Slide 9 - Slide

Present Perfect 1/3
1)Het is in het verleden begonnen en het duurt nog steeds voort.

I have lived here for five years now. (Je woont er nog steeds)
I lived here for five years. (Je woont er niet meer.)

Slide 10 - Slide

Present Perfect 2/3
Iets is in het verleden gebeurd, maar het exacte moment is niet bekend of niet belangrijk, het resultaat is wel belangrijk.

I can't get into my house, I have lost my keys.


 

Slide 11 - Slide

Present Perfect 3/3
Iets is net gebeurd.

I have just seen her. 

Slide 12 - Slide

Signaalwoorden!
FYNE B. JAS
For Yet Never Ever Before Just Already Since

Dus: zie je 1 van deze woorden in een opdracht staan? Dan gebruik je de present perfect.

Slide 13 - Slide

Hoe zeg je? Ik heb net pizza gegeten?

Slide 14 - Open question

Vertaal: Ik heb net pizza gegeten?
A
I just ate pizza.
B
I have just eaten pizza.
C
I just eat pizza.
D
I have just eat pizza.

Slide 15 - Quiz

She (to eat) octopus before.
A
had eaten
B
has eaten
C
eats
D
ate

Slide 16 - Quiz

You (to find) your wallet?
A
Have...find
B
Has....finding
C
Has....found
D
Have...found

Slide 17 - Quiz

They (not - to be) in London for the past six months.
A
has not been
B
were not
C
have not been
D
was not

Slide 18 - Quiz

You (not - to call) me.
A
have not called
B
did not call
C
had not called
D
won't call

Slide 19 - Quiz

Dus
Present perfect vorm je door:
have/has te kiezen en het voltooid deelwoord erbij te nemen
(3e kolom of ww-ed)

Slide 20 - Slide

Wat is een signaalwoord/tijdsbepaling voor de present perfect?
A
Tomorrow
B
For 3 years
C
Yesterday
D
Now

Slide 21 - Quiz

Wat is een signaalwoord/tijdsbepaling voor de present perfect?
A
Never
B
2 years ago
C
Yesterday
D
Now

Slide 22 - Quiz

Wanneer gebruik je de present perfect? Als het gaat over:
A
Gisteren 2 uur
B
Morgen
C
Nu
D
Tijdstip onbekend

Slide 23 - Quiz

Wanneer gebruik je de present perfect? Als:
A
Het resultaat er niet toe doet
B
Als het resultaat nu heel belangrijk is

Slide 24 - Quiz

Welke zin staat in de present perfect?
A
I have eaten a spider.
B
I ate a spider.
C
I am eating a spider.
D
I have been eating a spider.

Slide 25 - Quiz

Welke zin staat in de present perfect?
A
Max won the World Championship.
B
Max has won the World Championship.
C
Max wins the World Championship.
D
Max is winning the World Championship.

Slide 26 - Quiz

Welke zin staat in de present perfect?
A
I am the best in flipping the bottle.
B
I have been the best in flipping the bottle since 2017.
C
I am being the best in flipping the bottle.
D
I was the best in flipping the bottle in 2017.

Slide 27 - Quiz

Hoe zeg je dat je hier al sinds 11.30 uur bent?

Slide 28 - Open question

Hoe zeg je dat je heel veel hebt geleerd?

Slide 29 - Open question

Tot slot: hoe zeg je dat je hebt genoten (to enjoy) van de uitleg (explanation).

Slide 30 - Open question

RESUMEREND
De lesdoelen waren dat je weet:

Hoe je de present perfect maakt
Wanneer je deze tijd gebruikt.

Doel bereikt?

Slide 31 - Slide

EINDE

Slide 32 - Slide