Unit 4.2 Word order
1 / 22
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Ik weet het verschil tussen de Present Perfect en de Past Simple.
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%
Slide 5 - Quiz
Ik kan de Present Perfect en Past Simple op het juiste moment en op de juiste manier toepassen
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%
Slide 6 - Quiz
Ik kan de woorden in de Engelse zin op de juiste volgorde zetten.
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
I ________ (to be) always ______ a big fan of Madonna.
Slide 10 - Open question
I ________ (to go) to a concert last year, it was amazing!
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Woordvolgorde: Klopt de zin?
I always swim on Saturdays here.
I always swim on Saturdays here.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quiz
Word order
Een tekst kan uit 5 onderdelen bestaan. Zet deze in de juiste volgorde
Wie
Doet
Wat
Waar
Wanneer
Slide 17 - Drag question
Put in the correct order
John
likes
eating hamburgers
at McDonalds
on Saturday
Slide 18 - Drag question
in Arizona
Jack
his house
paints
in the Winter
