Verslaving 1

Verslavingszorg
1 / 25
next
Slide 1: Slide
WelzijnVerpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2,3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verslavingszorg

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
- De student beschrijft het ontstaan van verslaving ​

- De student benoemt  verschillende verslavende middelen​
- De student kan aangeven waardoor het moeilijk is voor de               verslaafde om af te kicken​
- De student kan de cirkel van gedragsverandering toepassen.


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is een verslaving?

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Volgens DSM-5
In de DSM-5 wordt gesproken van een ‘stoornis in gebruik’ en niet van ‘verslaving’.   
Iemand vertoont minstens 2 van de volgende 11 kenmerken





Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Stoornis in gebruik. De zorgvrager ...
  1. gebruikt vaker en meer dan hij wil;
  2. Het lukt niet om zelfstandig minder te gebruiken of te stoppen;
  3. is een groot deel van de tijd bezig met voorbereiden en gebruiken van het middel en herstellen van gebruik;
  4. voelt een sterke drang om het middel te gebruiken;
  5. heeft problemen op het werk, school of thuis. Denk hierbij aan ontslag of geldschulden;
  6. blijft het middel gebruiken, ondanks de problemen in relaties die hierdoor ontstaan;
  7. komt niet meer toe aan hobby’s, sociale activiteiten of werk;
  8. blijft voortdurend gebruiken terwijl het gebruik leidt tot gevaarlijke situaties. (autorijden onder invloed);
  9. blijft voortdurend gebruiken terwijl het gebruik leidt tot lichamelijke of psychische problemen. (verergering van een al bestaande depressie);
  10. Lichamelijk ontstaat er tolerantie. (steeds meer van het middel moet gebruiken om hetzelfde effect te krijgen);
  11. Er ontstaan onthoudingsverschijnselen als iemand minder van het middel gebruikt of stopt met gebruiken. 

Slide 5 - Slide

https://www.knmg.nl/ik-ben-arts/abs-artsen-toolkit/kennis-vergroten/dsm-5-criteria-stoornis-in-het-gebruik-van-middelen
Lichte stoornis: 2 of 3 van de kenmerken
Matige stoornis: 4 of 5 kenmerken.
Ernstige stoornis: 6 of meer kenmerken. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Waaraan kun je verslaafd zijn?

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

Waaronder kan je deze voorbeelden onderverdelen. Welke 2 soorten verslaving zijn er?

Slide 8 - Open question

Middelengebruik of gedrag
Middelen verslaving
  • Alcohol
  • Drugs (cannabis, cocaïne, heroïne, GHB, LSD xtc, speed, crystal meth)
  • Medicijnen
  • tabak
  • suiker
  • cafeïne
Zijn weer onder te verdelen in verschillende categoriën, verdovend, stimulerend en geestverruimend

Gedragsverslaving (proces)
  • Gamen
  • Gokken
  • (niet)  eten
  • internet (sociale media)
  • Relaties
  • kopen
  • werken
  • seks
  • porno
  • co dependentie
  • sport

Slide 9 - Slide

Co dependentie: emotioneel afhankelijk van een persoon. Je gedraagt je naar de wensen en verwachtingen van een ander.
Soorten middelen
1: Bewustzijn verlagende middelen​
  

2: Bewustzijn verhogende middelen​
      
3: Bewustzijn veranderende middelen 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

1. Bewustzijn verlagende middelen - verdovend
- Hierbij komt de gebruiker in een slaperige roes. 
- Verdovende middelen hebben een kalmerende en ontspannende werking.  - De gebruiker kan in een slaperige roes komen. 
- De ademhaling en hartslag worden langzamer en spieren ontspannen.  
- Voorbeelden: heroïne en andere opiaten, ghb, maar ook alcohol en                       slaapmiddelen. 
- Verdovende middelen worden soms ook wel ‘downers’ genoemd

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

2. Bewustzijn verhogende middelen - stimulerend
- Bij deze middelen krijgt de gebruiker het gevoel meer energie te hebben           en  alerter te zijn. 
- De ademhaling en hartslag verhogen, de bloeddruk stijgt en de spieren             spannen zich aan. 
- Voorbeelden: cocaïne en amfetamine maar ook tabak en koffie. 
- Stimulerende middelen worden soms ook wel ‘uppers’ genoemd.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

3. Bewustzijn veranderende middelen
- De gebruiker van deze middelen gaat de wereld (heel) anders zien en                 beleven doordat deze middelen het bewustzijn tijdelijk veranderen.                    - Voorbeelden: LSD, hasj en wiet, paddo’s. 
- Bewustzijnsveranderende middelen worden soms ook wel ‘trippers’ of             ‘tripmiddelen’ genoemd

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Meerdere reacties tegelijkertijd
- Sommige middelen hebben een gemengd effect. 
- XTC werkt bijvoorbeeld stimulerend, maar verandert ook de waarneming. 
- Hasj en wiet werken verdovend, maar zorgen lichamelijk voor lichte                     stimulering en kunnen ook bewustzijnsveranderend zijn.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welke oorzaken voor verslaving ken je?

Slide 15 - Mind map

This item has no instructions

Oorzaak?
Samenspel van factoren:
  • erfelijkheid (genetische kwetsbaarheid)
  • karakter
  • levensomstandigheden 
  • gebeurtenissen
  • psychische oorzaken
  • ontstaan door regelmatig gebruik
  • er moet een bepaalde vorm van gevoeligheid zijn! 

Slide 16 - Slide

middelengebruik vaker voor bij borderline of ADHD. 


Slide 17 - Video

This item has no instructions

5 fasen voor het ontwikkelen van een verslaving


Fase 1 Experimenteren geen actie
Fase 2 Recreatief gebruik geen actie
Fase 3 Gewoontegebruik signalen om in de gaten te houden
FASE 4 Problematisch gebruik actie
FASE 5 Verslaving actie

Slide 18 - Slide

Op den duur dwangmatig gebruik:
gebruik je het middel of gedrag vaak ook om nare gevoelens te verdringen of heb je juist steeds meer nodig om een bepaald gevoel te ervaren. 

Fase 1: de fase van het experimenteren. Deze fase vindt vaak al op jonge leeftijd plaats. De zorgvrager begint het middel te gebruiken. Soms is dit vanwege sociale druk of acceptatie binnen een groep. Het middel geeft dan vaak een prettig gevoel. Het gebruik is nog onder controle.
Fase 2: de fase van sociaal of geïntegreerd gebruik. De zorgvrager gebruikt het middel voor een positieve reden, bijvoorbeeld ter ontspanning. Het gebruik leidt niet tot problemen in het leven van de gebruiker.
Fase 3: de fase van overmatig en schadelijk gebruik. Het middel speelt een steeds grotere rol in het leven van de gebruiker. Het gebruik is niet meer alleen voor een positieve reden, maar ook om bijvoorbeeld problemen te vergeten. Het lukt de gebruiker vaak nog wel om de dagelijkse activiteiten te doen, maar dit wordt steeds lastiger. De gebruiker raakt langzaam de controle over het gebruik kwijt.
Fase 4: de fase van verslaving. In deze fase is er sprake van verslaving en (bijna) het hele leven wordt door gebruik van het middel beheerst.
Waarom is het zo moeilijk om van een verslaving af te komen?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Dopamine in hersenen
Bij drugs of alcoholgebruik meer dopamine aangemaakt -> geeft een gevoel van tevredenheid en beloning. 
Herhaling van bepaald gedrag kan ook dopamine aanmaken.

 

Wanneer je vaker gebruikt worden je hersenen steeds minder gevoelig voor je natuurlijke beloningssysteem. Ontwikkelt afhankelijkheid.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Vicieuze cirkel
Lichamelijk: schade in hersenen -> minder inzicht en controle verliezen

Farmacologie: afhankelijkheid van het middel -> steeds meer gebruiken en last van ontrekkingsverschijnselen.

Psyche: schuldig voelen en middel gebruiken om dit te vergeten. 

Sociaal: vaak alleen nog in aanraking met medegebruikers.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Kenmerken verslavingsgedrag
• Ontkennen
• Liegen
• Bedriegen
• Manipuleren
• Marchanderen (afdwingen)
• Machteloos
• Mateloos
• Stuurloos

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Cirkel van gedragsverandering
Voorbeschouwing: (nog) geen intentie tot verandering. Vaak niet bewust van het probleem.
Overpeinzing: bewust van probleem. Wel motivatie, nog geen actie.
Beslissing: plannen maken om iets aan gedrag te doen 
Actieve verandering: actie ondernemen
Consolidatie (volhouden): terugval voorkomen
Terugval: niet vol kunnen houden van verandering


Slide 23 - Slide

https://www.alcoholhulp.be/zelfhulp/motivatie

Voorbeschouwing: wat is het gedrag van de verslaafde?
Overpeinzing: welke problemen kunnen een rol spelen om in deze fase te komen?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
  1. Alcoholgerelateerde stoornissen
  2. Cafeinegerelateerde stoornissen
  3. Cannabisgerelateerde stoornissen
  4. Hallucinogeengerelateerde stoornissen
  5. Inhalantiumgerelateerde stoornissen
  6. Opioïdgerelateerde stoornissen
  7. Stimulantiumgerelateerde stoornissen
  8. Tabaksgerelateerde stoornissen
  9. Gokstoornis

Slide 25 - Slide

This item has no instructions