2KGT Th 2 grammar past continious

Past continuous
Theme 3, grammar 7
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Past continuous
Theme 3, grammar 7

Slide 1 - Slide

How are you?
Past (vt)
How did you feel when you were climbing the mountain?
Hoe voelde je je toen je de berg aan het beklimmen was?

Were you ... 
Was she/he/it ...


Slide 2 - Slide

This is how I feel
Present (tt)                                 Past (vt)
I get ... (Ik word)                        I got ... (Ik werd)
I feel ... (Ik voel)                         I felt ... (Ik voelde)
I am ... (Ik ben)                           I was ... (Ik was)

Gebruik voor de opdrachten de stones op blz. 46

Slide 3 - Slide

Vertaal het laatste woord;
I felt angry
A
moe
B
boos
C
hongerig
D
verliefd

Slide 4 - Quiz

Vertaal het laatste woord;
I was surprised.
A
blij
B
verliefd
C
verrast
D
bang

Slide 5 - Quiz

Vertaal:
Ben je blij?
A
Is you angry?
B
Are you tired?
C
Is she happy?
D
Are you happy?

Slide 6 - Quiz

Past continuous

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Past continuous (duurvorm)

Slide 9 - Slide

Past Continuous

Slide 10 - Slide

Past Continuous

Slide 11 - Slide

Hoe maak je de past continuous?
A
hele werkwoord + ed
B
to be + heel werkwoord + ing
C
hele werkwoord + ing
D
to feel + heel werkwoord + ing

Slide 12 - Quiz

Maak de past continuous.
I ......... (do) my homework last week.
A
was doing
B
were doing
C
is doing
D
was doed

Slide 13 - Quiz

Maak de past continuous.
I ......... (make) a sandwich yesterday
A
am making
B
was making
C
is making
D
were making

Slide 14 - Quiz

Vertaal:
Ik was aan het lopen.

Slide 15 - Mind map

Past continuous vs. Past simple
Je kunt de past continuous en de past simple samen in één zin gebruiken. 

De activiteit die het langst duurt is de past continuous 

De kortere activiteit is de past simple
De korte activiteit kan de lange activiteit onderbreken.


Slide 16 - Slide

Voorbeeld
He was swimming in the ocean when he saw a dolphin.

We were cleaning our rooms when I spilled my drink.

I injured my foot while I was playing football.  

Vraag jezelf dus af; welke van de acties duurt langer??

Slide 17 - Slide

My mother .............. (get) dressed when she felt a pain in her chest.
A
were getting
B
was getting
C
got
D
get

Slide 18 - Quiz

Mike fell off the ladder while
he ............. (paint) the ceiling.
A
were painting
B
was painting
C
painted
D
paint

Slide 19 - Quiz

We .............. (go) down the road at 100 km/h when the wheel suddenly came off.
A
go
B
went
C
was going
D
were going

Slide 20 - Quiz

Bijwoorden van frequentie
- geven aan hoe vaak iets gebeurt.
- deze woorden staan altijd voor het werkwoord. 
- Uitzondering als het werkwoord  vorm is van to be!
                                                                               (I am, you are, SHIT is, etc.)
Bijwoorden:
always, usually, often, sometimes, rarely, never

Slide 21 - Slide

Bijwoorden
I always get nervous.                        You rarely walk the dog.
I never feel sick.                                   We usually swim in the lake.

To be:
I am often late.
He is never serious.

Slide 22 - Slide

Weekplanning
Magister > ELO > studiewijzers > 2KG2 planning 

week 3

Slide 23 - Slide