1.4 Kom je uit met je geld?

Hoe kom jij aan geld?
1 / 22
next
Slide 1: Mind map
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoe kom jij aan geld?

Slide 1 - Mind map

§1.4 Kom je uit met je geld?
-Je weet welke soorten inkomens er zijn.
-Je kunt een begroting opstellen van je eigen inkomsten en uitgaven.
-Je kunt bedragen omrekenen van week naar maand en omgekeerd.
-Je kunt de drie groepen uitgaven benoemen.
-Je kunt berekenen hoeveel geld je moet reserveren. 

Slide 2 - Slide

Soorten inkomens
Inkomen uit arbeid
(loon)
Inkomen uit bezit
(winst)
Overdrachtsinkomen
(uitkering)

Slide 3 - Slide

Soorten inkomens
  • Inkomen = geld dat je als persoon of als gezin ontvangt.
  • Drie vormen:
  1. Loon
  2. Winst 
  3. Uitkering

Slide 4 - Slide

Loon of salaris
Als je voor een baas werkt. Eigenlijk iedereen die werkt en geen eigen baas is. 

Slide 5 - Slide

Winst
Als je een eigen bedrijf hebt en winst maakt. 

Slide 6 - Slide

Uitkering
Geld dat je van de overheid krijgt omdat je bijvoorbeeld niet meer kunt werken. 

Slide 7 - Slide

Soorten uitgaven
Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven

Slide 8 - Slide

Huishoudelijke uitgaven / dagelijkste uitgaven
Zijn de gewone uitgaven die je voor je huishouden doet.

Voorbeelden:
De wekelijkse boodschappen
Cadeau voor je zusje
Uitgaan 
Persoonlijke verzorging

Slide 9 - Slide

Vaste lasten
Uitgaven die met een regelmaat terugkeren.

Bijvoorbeeld:
-Sportabbonement
-Gas, water en licht
-Contributie

Slide 10 - Slide

Incidentele uitgaven
Meestal grote uitgaven die je maar af en toe doet.

VB:
Auto gaat kapot
Op vakantie gaan
Wasmachine gaat kapot etc.

Slide 11 - Slide

Begroting
Begroting = overzicht van verwachte inkomsten en verwachte uitgaven van een komende periode


Slide 12 - Slide

Reserveren
  • Reserveren = elke maand geld opzij leggen om later grote uitgaven te kunnen betalen
  • Reservering per maand =
    benodigd bedrag ÷ aantal maanden

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.

Slide 15 - Quiz

Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.
A
inkomen
B
budget
C
schadeverzekering
D
reserveren

Slide 16 - Quiz

Welke soorten uitgaven kun je onderscheiden?
A
Huishoudelijke uitgaven en vaste lasten
B
Dagelijkse lasten en vaste huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele, huishoudelijke uitgaven, vaste Lasten
D
Kleine en grote uitgaven

Slide 17 - Quiz

De huur van het huis is een voorbeeld van
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 18 - Quiz

Op vakantie gaan is een voorbeeld van?
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele uitgaven

Slide 19 - Quiz

Je wilt een nieuwe fiets van €300 kopen. Je hebt al €60 gespaard. Hoeveel moet je per maand reserveren om de fiets over 8 maanden te kunnen kopen?

Slide 20 - Open question

Je tel abonnement kost €19,50 per maand. Hoeveel is dat per week?

Slide 21 - Open question

Een begroting is een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de vorige periode.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz