Week 22 - les 1

1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Le programme:

* Corriger les devoirs
* Expliquer le futur proche
* Au travail
* Discuter les contrôles
* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.
* weet je hoe je de futur proche moet maken en kan je het zelf ook maken.
* kan je aangeven wat goed en minder goed ging bij het SO.


Slide 2 - Slide

Le programme:

* Corriger les devoirs
* Expliquer le futur proche
* Au travail
* Discuter les contrôles
* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.
* weet je hoe je de futur proche moet maken en kan je het zelf ook maken.
* kan je aangeven wat goed en minder goed ging bij het SO.


Slide 3 - Slide

Corriger les devoirs: ex. 29d (p. 75)
  1. vas
  2. vais
  3. va
  4. vont
  5. vont
  6. va
  7. allez 

Slide 4 - Slide

Ex. 29e
  1. je vais
  2. nous allons
  3. elle va
  4. ils vont

Slide 5 - Slide

Le programme:

* Corriger les devoirs
* Expliquer le futur proche
* Au travail
* Discuter les contrôles
* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.
* weet je hoe je de futur proche moet maken en kan je het zelf ook maken.
* kan je aangeven wat goed en minder goed ging bij het SO.


Slide 6 - Slide

Expliquer le futur proche
Pak aantekeningenschrift en schrijf als titel op:
Le futur proche

Vetgedrukte tekst = verplicht over te nemen.
Niet vetgedrukte tekst = niet verplicht over te nemen.

Slide 7 - Slide

Vervolg
Futur proche = nabije toekomst (het gaat nog gebeuren)

Ik ga mijn vriend bezoeken.
Wij gaan de toets Frans maken.

Twee werkwoorden in de zin: vorm van gaan + heel werkwoord
Hoe ziet het eruit in het Frans?

Slide 8 - Slide

Vervolg
Stappenplan:
1. onderwerp + vorm van aller
2. hele werkwoord

Voorbeeld:
Je vais visiter mon copain. (Ik ga bezoeken mijn vriend.)
Zinsvolgorde: onderwerp, vorm van aller, heel werkwoord, rest van de zin

Slide 9 - Slide

Vervolg
Ontkenning bij futur proche:
Il va jouer à la console.
Il ne va pas jouer à la console.

De ontkenning komt om het eerste werkwoord te staan bij de futur proche.
Einde aantekening!

Slide 10 - Slide

Oefen zelf:
Vertaal:
1. Il ____ ________ (gaat bezoeken)
2. Nous ____ ________ (gaan eten)
3. Sophie ____ ________ (gaat vinden)
4. Ils ____ ________ (gaan dansen)
Maak de zin ontkennend:
5. Je vais regarder la télé. 
6. Tu vas à la plage avec Marc.
7. Elles vont jouer à la console.

Slide 11 - Slide

Corriger:
  1. Il va visiter
  2. Nous allons manger
  3. Sophie va trouver
  4. Ils vont danser
  5. Je ne vais pas regarder la télé.
  6. Tu ne vas pas à la plage avec Marc.
  7. Elles ne vont pas jouer à la console. 

Slide 12 - Slide

Au travail!
* Faites ex. 30bcd et 32a (p. 76/77).
* Travail individuel ou à deux.
* Questions? Posez-les!
* Temps: 15 minutes
* Après: discuter les contrôles / la fin du cours
* Prêt? Apprenez le vocabulaire de chapitre 6.

Slide 13 - Slide

Le programme:

* Corriger les devoirs
* Expliquer le futur proche
* Au travail
* Discuter les contrôles
* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.
* weet je hoe je de futur proche moet maken en kan je het zelf ook maken.
* kan je aangeven wat goed en minder goed ging bij het SO.


Slide 14 - Slide

Discuter les contrôles
* Bekijk het SO, wat gaat goed?
* En wat gaat minder goed? 
* Hoe zou je daar de volgende keer mee aan de slag kunnen gaan?

Tel alle punten VOOR de kantlijn op en kijk of dit onder jouw cijfer staat. Is dit niet zo? Kom dan naar mij toe!

Slide 15 - Slide

Le programme:

* Corriger les devoirs
* Expliquer le futur proche
* Au travail
* Discuter les contrôles
* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.
* weet je hoe je de futur proche moet maken en kan je het zelf ook maken.
* kan je aangeven wat goed en minder goed ging bij het SO.


Slide 16 - Slide

La fin!
Volgende les: geen huiswerk.
Je mag wel vast verder gaan met ex. 30bcd en 32a.

We gaan de volgende les de futur proche herhalen en andere werkwoorden opfrissen.

Slide 17 - Slide