‹Return to search

1hv §3.3Negatieve breuken

§3.3 negatieve breuken

Dinsdag 22-11-2022

1 / 19

Slide 1: Slide

WiskundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz and text slides.

Lesson duration is: 50 min

Items in this lesson

§3.3 negatieve breuken

Dinsdag 22-11-2022

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

1. Bespreken theorie A en B van §3.3

2. Zelf oefenen

3. Huiswerk maken

4. Laatste vraag

Slide 2 - Slide

Het vereenvoudigen van breuken

- Wat betekend vereenvoudigen?

Je deelt je teller en noemer door hetzelfde getal!

- laat nooit een min in de breuk staan

\frac{​ t e l l e r ​ ​}{​ n o e m e r ​}

Slide 3 - Slide

Het vereenvoudigen van breuken

\frac{​ 6 4 ​ ​}{​ 8 ​} = . . . . . . . . .

\frac{​ - 6 4 ​ ​}{​ 8 ​} = . . . . . . .

- \frac{​ 6 ​ ​}{​ 2 4 ​} = . . . . . . .

Slide 4 - Slide

Het optellen en aftrekken van breuken

Je mag alleen gelijknamige breuken bij elkaar optellen, dus de noemer moeten gelijk zijn

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 8 ​} + \frac{​ 2 ​ ​}{​ 8 ​} =

Slide 5 - Slide

Het optellen en aftrekken van breuken

Optie 1:

Je mag alleen gelijknamige breuken bij elkaar optellen, dus de noemer moeten gelijk zijn

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 8 ​} + \frac{​ 2 ​ ​}{​ 8 ​} = \frac{​ 4 + 2 ​ ​}{​ 8 ​} = \frac{​ 6 ​ ​}{​ 8 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

Slide 6 - Slide

Het optellen en aftrekken van breuken

Optie 2:

Je mag alleen gelijknamige breuken bij elkaar optellen, dus de noemer moeten gelijk zijn

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 8 ​} + \frac{​ 2 ​ ​}{​ 8 ​} = \frac{​ 2 ​ ​}{​ 4 ​} + \frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​} = \frac{​ 2 + 1 ​ ​}{​ 4 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

Slide 7 - Slide

Het optellen en aftrekken van breuken

Je mag alleen gelijknamige breuken bij elkaar optellen, dus de noemer moeten gelijk zijn

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} + \frac{​ 4 ​ ​}{​ 5 ​} =

Slide 8 - Slide

Het optellen en aftrekken van breuken

Dit mag niet!

Je mag alleen gelijknamige breuken bij elkaar optellen, dus de noemer moeten gelijk zijn

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} + \frac{​ 4 ​ ​}{​ 5 ​} \neq \frac{​ 2 + 4 ​ ​}{​ 3 + 5 ​} \neq \frac{​ 6 ​ ​}{​ 8 ​}

Slide 9 - Slide

Het optellen en aftrekken van breuken

Hoe moet het dan wel?

Je mag alleen gelijknamige breuken bij elkaar optellen, dus de noemer moeten gelijk zijn

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} + \frac{​ 4 ​ ​}{​ 5 ​} =

Slide 10 - Slide

Het optellen en aftrekken van breuken

Hoe moet het dan wel?

Je mag alleen gelijknamige breuken bij elkaar optellen, dus de noemer moeten gelijk zijn

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} + \frac{​ 4 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 1 5 ​} + \frac{​ 1 2 ​ ​}{​ 1 5 ​} =

Slide 11 - Slide

Het optellen en aftrekken van breuken

Hoe moet het dan wel?

Je mag alleen gelijknamige breuken bij elkaar optellen, dus de noemer moeten gelijk zijn

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} + \frac{​ 4 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 1 5 ​} + \frac{​ 1 2 ​ ​}{​ 1 5 ​} = \frac{​ 2 2 ​ ​}{​ 1 5 ​} =

Slide 12 - Slide

Het optellen en aftrekken van breuken

Hoe moet het dan wel?

Je mag alleen gelijknamige breuken bij elkaar optellen, dus de noemer moeten gelijk zijn

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} + \frac{​ 4 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 1 5 ​} + \frac{​ 1 2 ​ ​}{​ 1 5 ​} = \frac{​ 2 2 ​ ​}{​ 1 5 ​} = 1 \frac{​ 7 ​ ​}{​ 1 5 ​}

Slide 13 - Slide

Zelf oefenen

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} + \frac{​ 4 ​ ​}{​ 3 ​} =

\frac{​ - 2 ​ ​}{​ 5 ​} + \frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​} =

- \frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 0 ​} - \frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 0 ​} =

Slide 14 - Slide

Zelf oefenen

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} + \frac{​ 4 ​ ​}{​ 3 ​} = \frac{​ 6 ​ ​}{​ 3 ​} = 2

\frac{​ - 2 ​ ​}{​ 5 ​} + \frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ - 2 + 3 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​}

- \frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 0 ​} - \frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 0 ​} = \frac{​ - 1 - 1 ​ ​}{​ 1 0 ​} = - \frac{​ 2 ​ ​}{​ 1 0 ​} = - \frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 15 - Slide

Zelf oefenen

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 8 ​} + \frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​} =

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 9 ​} - \frac{​ 5 ​ ​}{​ 6 ​} =

Slide 16 - Slide

Zelf oefenen

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 8 ​} + \frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 8 ​} + \frac{​ 6 ​ ​}{​ 8 ​} = \frac{​ 9 ​ ​}{​ 8 ​} = 1 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 8 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 9 ​} - \frac{​ 5 ​ ​}{​ 6 ​} = \frac{​ 4 ​ ​}{​ 1 8 ​} - \frac{​ 1 5 ​ ​}{​ 1 8 ​} = \frac{​ 4 - 1 5 ​ ​}{​ 1 8 ​} = \frac{​ - 1 9 ​ ​}{​ 1 8 ​} = - 1 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 8 ​}

Slide 17 - Slide

Huiswerk

Opgaven:

30, 31, 34abc, 35abc, 36 en 37abc

Ben je klaar?

kijk je huiswerk na en

leer voor de formatieve toets

Woensdag 23-11-2022:

hebben jullie een formatieve toets over §3.1 t/m §3.3

Slide 18 - Slide

Laatste vraag

- 2 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​} - \frac{​ 1 ​ ​}{​ 9 ​} =

A

- \frac{​ 8 ​ ​}{​ 3 ​}

B

- \frac{​ 2 2 ​ ​}{​ 9 ​}

C

- \frac{​ 1 5 ​ ​}{​ 9 ​}

D

- \frac{​ 2 0 ​ ​}{​ 9 ​}

Slide 19 - Quiz

Letterbreuken

April 2018 - 35 slides

WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

wortels en machten

April 2018 - 48 slides

WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Startrekenen 2F/3F VO - Breuken

February 2024 - 8 slides

RekenenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Negatieve getallen

April 2018 - 30 slides

WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Rekenen met tijd en temperatuur quiz

April 2025 - 20 slides

RekenenMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

Hoofdstuk 5 les 2 G&R T/Havo leerjaar 2 - 13e editie

February 2025 - 20 slides

WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 2

Formules Excel

April 2025 - 27 slides

Intersectoraal D&PMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3,4

4V Practicum Osmose + 3.3 en 3.4 Onderzoek

June 2022 - 20 slides

BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4