Presentatie Link B1 Thema 10 Taak 1

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2Beroepsopleiding

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Thema 10 Taak 1
Wat vond je van dit werkongeluk?
Grappig? Of niet? Heb jij weleens een ongeluk op werk gehad? Wat was Hans vergeten? 
Bespreek samen.
Maak de zin van Karel af: 
Ik vraag me af of jij niet ..................................





timer
3:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

===

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Programma
  1. Praten en schrijven over veiligheid op werk.
  2. Het passief gebruiken in imperfectum,  perfectum en met ER

 Thema 10 Taak 1


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Drie vormen:
  1. Tegenwoordige tijd(nu): worden + ge-woord
    Mijn moeder bakt de taart. - De taart wordt door mijn moeder gebakken. 
  2. Imperfectum: werd/werden + ge-woord
    Mijn moeder bakte de taart. - De taart werd door mijn moeder gebakken.
  3. Perfectum: zijn + ge-woord
    Mijn moeder heeft de taart gebakken. - De taart is door mijn moeder gebakken.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Welk voorbeeld is een passieve zin?
A
De brief wordt geschreven.
B
Hij schrijft elke dag.
C
Ik schrijf de brief.
D
Zij leest een boek.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin is GEEN passieve zin?
A
Ik zal de opdracht maken.
B
De opdracht werd gemaakt.
C
De opdracht wordt gemaakt.
D
De opdracht is gemaakt.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vormt men het passief in de tegenwoordige tijd (nu)?
A
Met 'hebben' en het adjectief.
B
Met 'zijn' en de infinitief.
C
Met 'kunnen' en de stam.
D
Met 'worden' en het ge-woord.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het passief van 'De man leest de krant'?
A
De krant wordt door de man gelezen.
B
De krant is door de man gelezen.
C
De krant werd door de man gelezen.
D
De krant leest de man.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vormt men het passief in het imperfectum / verleden tijd?
A
Met 'werd/werden' en het ge-woord deelwoord.
B
Met 'zijn' en de infinitief.
C
Met 'kunnen' en de stam.
D
Met 'worden' en het ge-woord.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het passief van 'De man las de krant'?
A
De krant wordt door de man gelezen.
B
De krant is door de man gelezen.
C
De krant werd door de man gelezen.
D
De krant lezen de man.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vormt men het passief in het perfectum / voltooide tijd?
A
Met 'werd/werden' en het ge-woord.
B
Met 'zijn' en het ge-woord.
C
Met 'kunnen' en de stam.
D
Met 'worden' en het ge-woord.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het passief van 'De man heeft de krant gelezen'?
A
De krant wordt door de man gelezen .
B
De krant is door de man gelezen.
C
De krant werd door de man gelezen.
D
De krant leest de man.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Tegenwoordige tijd (nu)

Actief: De cursisten bellen de docent vaak.
Passief: De docent wordt vaak gebeld.
 
Actief: De monteur repareert mijn auto.
Passief: Mijn auto wordt gerepareerd. 


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Verleden tijd (imperfectum)
Actief: De cursisten belden de docent vaak.
Passief: De docent werd vaak gebeld.

Actief: De monteur repareerde gisteren mijn auto.
Passief: Mijn auto werd gisteren gerepareerd.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Voltooide tijd (perfectum)
Actief: De cursisten hebben de docent net gebeld.
Passief: De docent is net gebeld.

Actief: De monteur heeft mijn auto gerepareerd.
Passief: Mijn auto is gerepareerd

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Het passief met ER
De monteur repareert de auto

De auto wordt gerepareerd (door de monteur).

De studenten lachen veel.                                 Geen onderwerp?
Er wordt veel gelachen (door de studenten).

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Het passief met ER
erDe monteur repareert de auto

De auto wordt gerepareerd.     (door de monteur)

De kinderen spelen.                                  Geen onderwerp? 
Er wordt veel gespeeld.             (door de kinderen)
Er wordt dit weekend veel gezwommen. (Wie? weten we niet)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

De cursisten kletsen.
A
De cursisten worden gekletst.
B
De cursisten zijn gekletst.
C
De cursisten werden gekletst.
D
Er wordt gekletst. (door de cursisten)

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

De kinderen speelden buiten.
A
De kinderen worden buiten gespeeld.
B
De kinderen zijn buiten gespeeld.
C
Er wordt buiten gespeeld. (door de kinderen).
D
Er werd buiten gespeeld. (door de kinderen).

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Hij heeft gevoetbald.
A
Hij is gevoetbald.
B
Hij wordt gevoetbald.
C
Er wordt gevoetbald. (door hem)
D
Er is gevoetbald. (door hem)

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Maak een passieve zin bij de vorige foto

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Veiligheid
Waar denken jullie aan?

Slide 24 - Mind map

This item has no instructions

Taak 1: Schrijven en praten over veiligheid op werk.
Kijk naar de woorden op de woordenlijst.

Welke woorden ken je (nog) niet? Schrijf ze op, die gaan we bespreken.

timer
1:00

Slide 25 - Slide

Onbekende woorden worden op het bord geschreven. Vervolgens deze woorden bespreken met de klas.
Opdrachten maken Doe de taak:


Maak Zelfstandig of Samen 
Opdracht 2 
Opdracht 3
Opdracht 4
Opdracht 5
Opdracht 6  





timer
30:00

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Terugkijken (Wat hebben we gedaan?)
Spreken en schrijven over veiligheid op werk.
Het passief in imperfectum, perfectum en met er.

Schrijf een vraag op de post-it om volgende les te bespreken. 




Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk Donderdag



- Thema 10 Taak 1:  alles afmaken 
- Thema 10 Taak 2:  1 t/m 6
Werkblad passief gemaakt en mee


Slide 28 - Slide

This item has no instructions