V3 -K3 Paragraf E: Grammatik Modalverben o.v.t.

V3 - Woche 46 - Stunde 1
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

V3 - Woche 46 - Stunde 1

Slide 1 - Slide

Planung

Wiederholung: Modalverben im Präsems (o.t.t.)

Grammatik: Modalverben im Präteritum (o.v.t.)




Ziele

  • Je kunt de werkwoorden können, müssen, dürfen, wollen en wissen in de verleden tijd gebruiken.



PRÜFUNG GRAMMATIK 1 (V3duF) Teil 1
2. DECEMBER


Slide 2 - Slide

moeten (noodzaak)
kunnen
mogen
willen
houden van
leuk vinden
lusten
moeten (van ander)
weten
mögen
wollen
dürfen
müssen
können
sollen
wissen

Slide 3 - Drag question

Wat zijn Modalverben?
Dit zijn werkwoorden geven een bepaalde houding ten opzichte van het werkwoord aan. Bijv. Ik mag zwemmen. / Ik kan zwemmen. / Ik wil zwemmen.

  • dürfen: mogen, toestemming hebben
  • können: kunnen, in staat zijn
  • mögen: mogen, leuk vinden, lusten, houden van
  • müssen: moeten, (noodzakelijk, vanzelfsprekend)
  • sollen: moeten (van iemand anders)
  • wollen: willen
  • wissen: weten


Slide 4 - Slide

Welke persoonlijke voornaamwoorden krijgen géén uitgang bij Modalverben?
A
wir - Sie
B
ihr - er/sie/es
C
ich - wir
D
ich - er/sie/es

Slide 5 - Quiz

Merkmale Modalverben im Präsens
 Modalverben hebben in de o.t.t. drie kenmerken:

1. meervoud vervoeg je zoals altijd (esttenten-regel).

2. ich & er/sie/es -vorm krijgen geen uitgang

3 klinkerverandering bij ich, du, er/sie/es (sollen niet)

Slide 6 - Slide

dürfen
können
mögen
müssen
wollen
sollen
wissen
ich
darf
kann
mag
muss
will
soll
weiß
du
darfst
kannst
magst
musst
willst
sollst
weißt
er, sie, es
darf
kann
mag
muss
will
soll
weiß
wir
dürfen
können
mögen
müssen
wollen
sollen
wissen
ihr
dürft
könnt
mögt
müsst
wollt
sollt
wisst
sie, Sie
dürfen
können
mögen
müssen
wollen
sollen
wissen
Modalverben im Präsens (o.t.t.) 

Slide 7 - Slide

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 8 - Quiz

Weißt du, ob er Pizza ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 9 - Quiz

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 10 - Quiz

Merkmale Modalverben Präteritum (o.v.t)
 Modalverben hebben in de o.v.t.  kenmerken:


1. nergens een umlaut!

2. vervoeging zoals bij zwakke werkwoorden o.v.t. 
   (stam + uitgang te, test, te, ten, tet, ten)
 

Slide 11 - Slide

dürfen
können
müssen
wollen
wissen
ich
durfte
konnte
musste
wollte
wusste
du
durftest
konntest
musstest
wolltest
wusstest
er, sie, es
durfte
konnte
musste
wollte
wusste
wir
durften
konnten
mussten
wollten
wussten
ihr
durftet
konttet
musstet
wolltet
wusstet
sie, Sie
durften
kontten
mussten
wollten
wusstet
Modalverben im Präteritum (o.v.t.) 
Let op: mögen & sollen oef je niet in de o.v.t. te kennen. Wel in de o.t.t.!

Slide 12 - Slide

Kapitel 3: Paragraf E - Grammatik
Online machen: Kapitel 3: Paragraf E - Grammatik Aufgabe 18 - 28
Hilfsmittel: Lernübersicht K3 Buch (Seite 130)
Zeit: diese Stunde
Fertig
  • 1. Verbeteren / afmaken K1: Paragraf E: Grammatik
  • 2. Paragraf B kies 4 & invul 4 (80% of >)
  • 3. Overhoren Lernlisten N-D & D-N (80% of >)
Let op: Tijdens de eerste les van de week moet K1 slim stampen af zijn!

Slide 13 - Slide

nächste Stunde
Wochenaufgaben checken:
Af:
  • WH: Wiederholung 1
  • Kapitel 3: Paragraf E: Grammatik
Lernen: K1
  • Paragraf B kies 4 & invul 4 (80% of >)
  • Overhoren Lernlisten N-D (80% of >)

Inleveren Slim Stampen K1

Wiederholen: Verben o.v.t. & o.t.t.

Slide 14 - Slide