Herhaling hoofdstuk 1 - Woordenschat & Taalverzorging

Herhaling hoofdstuk 1
2KT
Woordenschat en taalverzorging
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling hoofdstuk 1
2KT
Woordenschat en taalverzorging

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
Manieren om de betekenis van een onbekend woord in de tekst te vinden:
  1. Synoniem: in de tekst staat een ander woord met dezelfde betekenis (kapot - stuk)
  2. Zoek in de tekst de betekenis van het woord
  3. Zoek in de tekst naar een voorbeeld. Let op woorden als bijvoorbeeld en zoals
  4. Zoek in de tekst naar een tegenstelling (gezamenlijk - alleen)
  5. Zoek in het woord dat je niet kent een bekend woorddeel (on-, her-, loos)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vul twee synoniemen in: twee verschillende woorden met dezelfde betekenis

Slide 3 - Mind map

Voorbeelden om aan te halen in de les
Stuk - kapot
Toilet - wc
Etage - verdieping
Vreugde - blijdschap
Huis - woning
Soepel - makkelijk
Vul in: een troep ...

Slide 4 - Open question

een troep apen
Tijdens onze wandeling liepen we over een onbegaanbaar pad.
--> Betekenis van onbegaanbaar?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Taalverzorging: persoonsvorm, onderwerp, gezegde
Persoonsvorm (pv): gebruik de tijdproef. Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de pv.

Onderwerp (ow): wie / wat + persoonsvorm?

Gezegde (gez): alle werkwoorden in de zin. Dus ook de persoonsvorm!

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Mijn oma heeft een heerlijke appeltaart gemaakt.
Persoonsvorm = ?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Mijn oma heeft een heerlijke appeltaart gemaakt.
Onderwerp = ?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Mijn oma heeft een heerlijke appeltaart gemaakt.
Gezegde = ?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Taalverzorging: samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen bestaan uit twee losse zinnen die aan elkaar geplakt zijn. Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen.

In een samengestelde zin staat een voegwoord. De voegwoorden die je moet kennen, zijn: en | terwijl | omdat | zodat | nadat | als | toen | want | maar | of | dus

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Ik heb goed geleerd voor de toets, omdat ik een goed cijfer wil halen.
Voegwoord = ?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Maak zelf een samengestelde zin met twee persoonsvormen en een voegwoord.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Toen we bij het huisje waren gearriveerd, ging ik mijn koffer uitpakken.
Voegwoord = ?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Taalverzorging: persoonsvorm tt 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Spongebob (vinden) ik nog steeds een leuk programma.
A
vind
B
vindt

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Jelmer (struikelen) soms nog steeds over de oplader van zijn mobiel.
A
struikeld
B
struikelt

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Taalverzorging: persoonsvorm vt 
(zwakke werkwoorden)
Bij zwakke werkwoorden
gebruiken we altijd 

't ex-kofschi
OF
't ex-fokschaap



Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan zwakke werkwoorden
  1. Maak de stam: het hele werkwoord -en
  2. Kijk naar de laatste letter
  3. Zit de laatste letter in 't ex-kofschip / 't ex-fokschaap?
                     Ja --> Er komt -te(n) achter het werkwoord
                     Nee --> Er komt -de(n) achter het werkwoord

werken --> werkten                                     gooien --> gooiden

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Gisteren (vegen) ik de straat schoon.

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Gisteren (zweten) ik heel erg na de volleybaltraining.
A
zweete
B
zwette
C
zwete
D
zweette

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Tijdens Oudejaarsdag (ontploffen) mijn zelfgemaakte vuurpijl.

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Taalverzorging: persoonsvorm vt
(sterke werkwoorden)
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd.
Je schrijft ze zo kort mogelijk.


schenken
schonken
vinden
vonden
geven
gaven

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Maak zelf een zin met een sterk werkwoord.

Slide 24 - Mind map

This item has no instructions

Vorig jaar brak ik op wintersport mijn linkerbeen.
--> Hoe weet je hier in welke tijd je de zin moet zetten? Leg uit.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Proefwerk H1...
Hoe denk je erover?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

This item has no instructions