stam + t

• Spelling
• Basisschool
• Groep 6,7

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, altijd 

stam + t

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t

behalve bij ik en als jij erachter staat.

Ik ga.
Noem de verleden tijd.

Ivo smijt.
Noem de verleden tijd.

Het lijkt.
Noem de verleden tijd.

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, altijd 

stam + t

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t

behalve bij ik en als jij erachter staat.

Ik word ziek.

Word jij ook ziek? 

Hij beantwoordt mijn vraag niet. 

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, altijd 

stam + t

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t

behalve bij ik en als jij erachter staat.

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, altijd 

stam + t

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t

behalve bij ik en als jij erachter staat.

Ik ..... de kaarten (schudden)
Wat is de stam?

1. schud
2. schudt
3. schut

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, altijd 

stam + t

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t

behalve bij ik en als jij erachter staat.

Hij ....... de kaarten (schudden).

1. schud
2. schudt
3. schut

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, altijd 

stam + t

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t

behalve bij ik en als jij erachter staat.

....... jij de kaarten? (schudden)

1. Schud
2. Schudt
3. Schut

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, altijd 

stam + t

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t

behalve bij ik en als jij erachter staat.

Ik ............ mijn zusje. (bevrijden)

1. bevrijd
2. bevrijdt
3. bevrijt

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, altijd 

stam + t

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t

behalve bij ik en als jij erachter staat.

Mijn broer ...... me. (bevrijden)

1. bevrijd
2. bevrijdt
3. bevrijt

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, altijd 

stam + t

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t

behalve bij ik en als jij erachter staat.

.......... jij de hond? (bevrijden)

1. Bevrijd
2. Bevrijdt
3. Bevrijt

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, altijd 

stam + t

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t

behalve bij ik en als jij erachter staat.

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op: