H2 - NWG + voorzetselvoorwerp nakijken

Planning
  • Nakijken opdracht 2 t/m 5 voorzetselvoorwerp; 
  • Uitleg naamwoordelijk gezegde; 
  • Opdrachten oefenen;
  • Zelf werken. 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Planning
  • Nakijken opdracht 2 t/m 5 voorzetselvoorwerp; 
  • Uitleg naamwoordelijk gezegde; 
  • Opdrachten oefenen;
  • Zelf werken. 

Slide 1 - Slide

Opdracht 2 
1. In een moeilijke situatie moet je op jezelf vertrouwen. VV
2. Anika gaat altijd met haar rode handtas naar school. BWB
3. De broer van Irene hangt in de sportschool elke dag aan de rekstok. BWB
4. Tijdens de wedstrijd smeekte Abdoul om een rode kaart voor de tegenpartij. VV
5. Tot haar ergernis moest Djoukie op het perron lang op haar vriendin wachten. BWB
6. Amber begeeft zich soms in een lastige situatie. VV 

Slide 2 - Slide

Opdracht 3 
BWB Ga jij altijd lopend naar school?
VV     Sary is benieuwd naar haar verjaardagscadeau.

BWB Freek springt graag van de brug het water in.
VV     Veel mensen genieten erg van hun pensioen.

BWB 's Avonds maakt Aline een wandeling over de dijk.
VV      Heb jij al nagedacht over deze kwestie? 

Slide 3 - Slide

Opdracht 4 
( 1 ) Op de middelbare school (bwb) leer je méér dan alleen Franse woordjes en de geschiedenis van de mensheid. (2) Je (ow) leert er ook je problemen oplossen. (3) Maar hoe pakken leraren dat (lv) aan? (4) Een school in Arkansas (VS) (ow) bedacht een behoorlijk drastische maatregel...



Slide 4 - Slide

Opdracht 4 
(5) Op de deur van de jongensschool (bwb) hangt sinds vorige week een briefje met een stopteken (ow): (6) 'Komt u een lunchpakket, boeken, huiswerk, schoolspullen enzovoorts brengen (komt brengen = wg)? Draai dan om en verlaat dit gebouw. (7) Uw zoon leert dan (bwb) zijn problemen zelf oplossen.'

Slide 5 - Slide

Opdracht 4 
(8) Veel mensen (ow) vinden dit een uitstekende regel. (9) Anderen vinden het (lv) onzin. Ze zeggen: (10) 'Je hoeft je kind geen honger te laten lijden (hoeft te laten lijden = wg). (11) Je hoeft hem ook niet te laten bedelen om zijn lunch (vv). (12) Huiswerk en boeken zijn echter (bwb) een ander verhaal.' (13) Zouden leraren zich in dat laatste (vv) ook kunnen vinden?

Slide 6 - Slide

Opdracht 5 
1 Wordt jouw buurjongen [de nieuwe zaterdaghulp]?
2 Coen, mijn achterneef, is af en toe [bijdehand].
3 Ondanks de zware training blijft deze turnster [enthousiast].
4 De musical Soldaat van Oranje lijkt me [geweldig]!

Slide 7 - Slide

Woordsoorten / zinsdelen
Mijn | buurjongen | is | jong. 
bez.vnw | znw | kww | bvn. 

Mijn buurjongen | is | jong. 
ow | nwg 

Slide 8 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Een werkwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets doet. 
Hij speelt in de tuin . 
wwg = speelt 

Een naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets is. 
De hockeycoach is streng. 
nwg = is [streng] 

Slide 9 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen; 
1. Het werkwoordelijk deel
Alle werkwoorden in de zin + één van de 6 koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
2. Het naamwoordelijk deel
Een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord wat iets zegt over het onderwerp. 

Slide 10 - Slide

Zo vind je het NWG
1. Kijk of er een koppelwerkwoord in de zin staat. 
2. Zoek het onderwerp. 
3. Staat er een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord in de zin wat iets zegt over het onderwerp? 

Slide 11 - Slide

Voorbeeld 
Sien wordt docent beeldende kunst. 
pv = wordt 
ow = Sien 
nwg = wordt [docent beeldende kunst] 
lv =  x
mv = x 
bwb = x 
vv = x 

Slide 12 - Slide

Voorbeeld 
Nova wil later een beroemde pianiste worden. 
pv = wil 
ow = Nova
nwg = wil [een beroemde pianiste] worden. 
lv = x 
mv = x
bwb = x 
vv = x 

Slide 13 - Slide

Onthouden!
  • Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel. 
  • Het werkwoordelijk deel bestaat uit alle werkwoorden incl. kww. 
  • Het naamwoordelijk deel is een bvn of znw. 
  • Het naamwoordelijk deel zegt iets over het onderwerp. 
  • Het naamwoordelijk deel wordt tussen [ ] geplaatst. 
  • Als er een naamwoordelijk gezegde in de zin is, kan er geen lijdend voorwerp in de zin staan. 

Slide 14 - Slide

Schrijf het onderwerp op.
Zal de coördinator vanwege het mooie weer op een ijsje trakteren?

Slide 15 - Open question

Schrijf het onderwerp op.
Afgelopen zaterdag is de uitverkoop een succes geweest.

Slide 16 - Open question

Schrijf het onderwerp op.
Sommige dingen blijven nu eenmaal voor altijd raadselachtig.

Slide 17 - Open question

Schrijf het onderwerp op.
Op plechtige wijze zal de voorzitter de medailles overhandigen.

Slide 18 - Open question

Zal de coördinator vanwege het mooie weer op een ijsje trakteren?

Doet het ow iets of wordt/is het ow iets?
A
Het ow doet iets
B
Het ow wordt/is iets

Slide 19 - Quiz

Afgelopen zaterdag is de uitverkoop een succes geweest.

Doet het ow iets of wordt/is het ow iets?
A
Het ow doet iets
B
Het ow wordt/is iets

Slide 20 - Quiz

Sommige dingen blijven nu eenmaal voor altijd raadselachtig.

Doet het ow iets of wordt/is het ow iets?
A
Het ow doet iets
B
Het ow wordt/is iets

Slide 21 - Quiz

Op plechtige wijze zal de voorzitter de medailles overhandigen.

Doet het ow iets of wordt/is het ow iets?

A
Het ow doet iets
B
Het ow wordt/is iets

Slide 22 - Quiz

Zelf werken
Maak de rest van de opdrachten van H2 het naamwoordelijk gezegde.

Slide 23 - Slide