woorden met meerdere betekenissen K3 en B3

  • welkom
  • zelfstandig lezen
  • doelen van de les
  • herhalen
  • uitleg
  • zelfstandig werken
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

  • welkom
  • zelfstandig lezen
  • doelen van de les
  • herhalen
  • uitleg
  • zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Indeling presentatie

Slide 2 - Slide

Wat zijn synoniemen?

Slide 3 - Mind map

Waar denk je aan bij het woord homoniemen? (kijk naar een bekend woorddeel)

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Link

Slide 6 - Video

Wat zijn synoniemen?
A
1 woord met meerdere betekenissen.
B
spreekwoorden.
C
zoiets als anoniem.
D
meerdere woorden die hetzelfde betekenen.

Slide 7 - Quiz

Een woord met meerdere betekenissen is een:
A
Antoniem
B
Synoniem
C
Homoniem
D
Acroniem

Slide 8 - Quiz

Wat is een homoniem?
A
Een woord met meerdere betekenissen
B
Meerdere woorden voor één betekenis
C
Een woord met één betekenis

Slide 9 - Quiz

Munt is een homoniem, want het
A
is het tegenover-gestelde van kop
B
heeft twee verschillende betekenissen

Slide 10 - Quiz

Homoniem of niet?
Water
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz


‘Homoniemen:
In de krant staat een artikel met als KOP: hond redt kat.
KOP is een homoniem. Wat betekent kop in deze zin?
A
hoofd van een dier
B
drinkbeker
C
titel van een tekst

Slide 12 - Quiz

Welk woord is geen homoniem?

A
Bang
B
Vliegen
C
Boer
D
Schop

Slide 13 - Quiz

Homoniem of niet?
Kaas
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Wat is een homoniem:
A
slang
B
bank
C
net
D
vel

Slide 15 - Quiz

Een homoniem van "verbouwen" is:
A
op een akker laten groeien
B
in elkaar slaan
C
bv. een huis veranderen
D
alle antw zijn goed

Slide 16 - Quiz

Wat is geen homoniem?
A
bank
B
muis
C
telefoon
D
meer

Slide 17 - Quiz

Welk woord is geen homoniem?
A
bank
B
haar
C
bloem
D
telefoon

Slide 18 - Quiz

Zelfstandig werken 3Kader
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Startopdracht klassikaal maken.
Blz. 96-98, opdr. 2.
Tekst eerst klassikaal lezen!

Hoe
opdrachten stil maken, zachtjes overleggen mag als je naast iemand zit.
Tijd
20 minuten
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat

Slide 19 - Slide

Zelfstandig werken 3Kader
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
blz. 98-99, opdr. 3 t/m 8.
Hoe
opdrachten stil maken, zachtjes overleggen mag als je naast iemand zit.
Tijd
20 minuten
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat

Slide 20 - Slide

Zelfstandig werken 3Basis
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Startopdracht klassikaal maken.
Blz. 138-141, opdr. 1 en 2.
Tekst eerst klassikaal lezen!

Hoe
opdrachten stil maken, zachtjes overleggen mag als je naast iemand zit.
Tijd
20 minuten
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat

Slide 21 - Slide

Zelfstandig werken 3Basis
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
blz. 138-143, opdr. 1 t/m 9.
Hoe
opdrachten stil maken, zachtjes overleggen mag als je naast iemand zit.
Tijd
20 minuten
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat

Slide 22 - Slide