Diagnostische toets Osmose / Diffusie

Organisme
cel
Organenstelsel
orgaan
1 / 23
next
Slide 1: Drag question
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Organisme
cel
Organenstelsel
orgaan

Slide 1 - Drag question

Zet op volgorde van groot naar klein:
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cel
Organisme
Celkern
DNA

Slide 2 - Drag question

Schimmel
Bacterie
Plantaardige cel
Dierlijke cel

Slide 3 - Drag question

Bij hyperekplexia wordt een afwijkend eiwit gevormd dat deel uitmaakt van het celmembraan van zenuwcellen.
Waar wordt dit eiwit gesynthetiseerd / gemaakt?
A
aan de ribosomen
B
op het celmembraan
C
in de kern
D
in de mitochondriën

Slide 4 - Quiz

wat is het cytoplasma van een cel?
A
afval van de cel
B
de stroperige vloeistof binnen de cel
C
de stroperige vloeistof rond de cel
D
de laag om de cel

Slide 5 - Quiz

waarvoor dient de celkern?
A
De kern zorgt dat het cytoplasma niet weggaat
B
de celkern produceert eiwitten
C
de celkern regelt de processen in de cel
D
de kern bepaalt de grootte van de cel

Slide 6 - Quiz

de plantencel is stevig door
A
de celmembraan
B
de celwand
C
de vacuole
D
de celwand en vacuole

Slide 7 - Quiz

door koken van groente gaan de volgende celorganellen kapot
A
celwand
B
celmembraan
C
vacuole
D
alle drie

Slide 8 - Quiz

Wat is niet in een dierlijke cel aanwezig ?
A
Celwand
B
Celmembraam
C
Celkern
D
Cytoplasma

Slide 9 - Quiz

Blaasje gevuld met vocht in de cel, o.a. voor stevigheid
A
Vacuole
B
Celwand
C
Mitochondrion
D
Chloroplast

Slide 10 - Quiz

Verplaatsing van een ion of glucose over een membraan van een hoge concentratie naar een lage concentratie
A
Gefaciliteerd transport
B
Osmose
C
Actief transport
D
Kan niet

Slide 11 - Quiz

Verplaatsing van een ion of glucose over een membraan van een lage concentratie naar een hoge concentratie
A
Gefaciliteerd transport
B
Osmose
C
Actief transport
D
Kan niet

Slide 12 - Quiz

Verplaatsing van water over een membraan van een hoge zout-concentratie naar een lage zout-concentratie
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Kan niet

Slide 13 - Quiz

Verplaatsing van water over een membraan van een lage osmotische waarde naar een hoge osmotische waarde
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Kan niet

Slide 14 - Quiz

Verplaatsing van water over een membraan van een lage zoutconcentratie naar een hoge zoutconcentratie
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Kan niet

Slide 15 - Quiz

Een leerling bestudeert met zijn microscoop cellen van een ui in een druppel gedestilleerd water. Daarna wil hij intacte rode bloedcellen bestuderen. Dat mag niet in een druppel gedestilleerd water. Waarom niet?
A
Omdat cellen van een ui geen celmembraan hebben en rode bloedcellen wel.
B
Omdat rode bloedcellen in gedestilleerd water opzwellen en vervolgens knappen en cellen van een ui niet.
C
Omdat de osmotische waarde van de cellen van een ui hoger is dan die van rode bloedcellen.
D
Omdat rode bloedcellen in gedestilleerd water een te grote hoeveelheid zouten door de celmembranen naar buiten laten gaan en cellen van een ui niet.

Slide 16 - Quiz

Organel 2 speelt een belangrijke rol bij het vrijmaken van energie. Daartoe worden een organische en een anorganische stof in het organel opgenomen.
Welke van de stoffen de opgenomen anorganische stof?
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Water

Slide 17 - Quiz

Cellulose is het belangrijkste bestanddeel van papier. Cellulose wordt uit algen gewonnen.
Uit welk deel of welke delen?
A
Uit bladgroenkorrels
B
Uit celwanden
C
Uit cytoplasma
D
Uit celmembranen

Slide 18 - Quiz

Welke van de genummerde structuren kunnen ook in weefsel van de mens voorkomen?
A
1 en 2
B
1 en 4
C
1 en 3
D
3 en 4

Slide 19 - Quiz

Op welke plaats in een cel van een aardappelplant wordt het giftige eiwit gevormd?

A
in de kern
B
in het cytoplasma, aan de mitochondriën
C
in de mitochondriën
D
in het cytoplasma, aan de ribosomen

Slide 20 - Quiz

kleurstofkorrel in planten, meestal rood, oranje of geel van kleur
A
Cholorplast
B
Chromoplast
C
Leukoplast
D
Bladgroenkorrel

Slide 21 - Quiz

de osmotische waarde van zuiver water is ......... ten opzichte van een zoutoplossing
A
Hypertoon
B
Hypotoon
C
Isotoon

Slide 22 - Quiz

Het kan aan zee voorkomen dat zoetwaterplanten worden overspoeld worden met zeewater, de turgor van de cellen van deze planten neemt af. Waardoor wordt de daling van de turgor voornamelijk veroorzaakt?

A
cellen verliezen water
B
cellen nemen water op
C
cellen geven zout af
D
cellen nemen zout op

Slide 23 - Quiz