Herhaling Hoofdstuk 2

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Hoofdstuk 2 - Steden in Nederland

Hoofdvraag:

Hoe zitten steden in Nederland in elkaar?

Deelvragen:

§1: Hoe zijn steden ontstaan en opgebouwd?

§2: Welke verschillen zijn er tussen wijken in een stad?

§3: Wat zijn de oorzaken van suburbanisatie en welke invloed heeft dit op het landelijke gebied?

§4: Hoe veranderen steden door de tijd heen?

Paragraaf 2.1 

De stad

Wat is het verschil tussen een stad en een dorp?

Paragraaf 2.2

Wonen in de stad

Wat zijn kenmerken van Woningwetwoningen?

Wat zijn kenmerken van woongebieden uit de jaren 1970/1980?

Paragraaf 2.3

De stad uit

Waarom zouden mensen uit de stad wegtrekken?

Schrijf op: 3 vertrekredenen

Schrijf op: 3 vestigingsredenen

paragraaf 2.4 

de veranderende stad

vertrekoverschot is:

1. Een negatieve sociale bevolkingsgroei: wanneer er meer mensen immigreren dan emigreren.
2. Een positieve sociale bevolkingsgroei: wanneer er minder mensen immigreren dan emigreren.
3. Een negatieve sociale bevolkingsgroei: wanneer er minder mensen immigreren dan emigreren.
4. Een positieve sociale bevolkingsgroei: wanneer er meer mensen immigreren dan emigreren.

geboortecijfer

1. Het aantal geboorten in een jaar per honderd inwoners in een gebied.
2. Het aantal geboorten in een jaar per duizend inwoners in een gebied.
3. Het aantal geboorten in een maand per duizend inwoners in een gebied.
4. Het aantal geboorten in een jaar per duizend inwoners in een land.

Wat is natuurlijke bevolkingsgroei?

emigrant

1. Iemand die vertrekt uit een gebied of land.
2. Iemand die vertrekt naar een gebied of land.
3. Iemand die zich vestigt in een gebied of land.
4. Iemand die zich vestigt uit een gebied of land.

Welke stad heeft de grootste bevolkingsstijging tussen 1960 en 2015

1. Amsterdam
2. Rotterdam
3. Den Haag
4. Utrecht

De toets

Gaat over paragraaf 2.1 t/m 2.4

Leren bij de Theorie

Begrippenlijst staat bij de Finish