19. Thema 4, week 1 Les 4 - sterke werkwoorden

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

vt (verleden tijd)

vt (verleden tijd)

vt (verleden tijd)

lesdoel

Ik leer sterke werkwoorden (klankveranderende) werkwoorden in de verleden tijd herkennen en correct schrijven.

Sterke werkwoorden veranderen dus van klank, dat kan best moeilijk zijn. Er zijn geen regels voor, je moet ze onthouden.

Makkelijk is dat je altijd opschrijft wat je hoort, er komen geen extra letters bij

Ik bied.            Ik bood (boden)

Twijfel je tussen een t of een d, maak het woord langer

werkwoord: WINNEN

VT

Ik win

Hij win

Wij winnen

TT

werkwoord: WINNEN

VT

Ik zoek

Hij zoekt

Wij zoeken

TT

VT

VT

VT

VT

VT

werkwoord: BEGINNEN

We ......... vorige week met

rekenen.

VT

Ik begin

Hij begint

Wij beginnen

TT

werkwoord: BIJTEN

Ik ......... op mijn tong.

VT

Ik bijt

Hij bijt

Wij bijten

TT

werkwoord: WETEN

Hij ......... niet waarmee hij

wilde spelen.

VT

Ik weet

Hij weet

Wij weten

TT

werkwoord: VERGETEN

Het meisje ......... haar gymtas

mee te nemen.

VT

Ik vergeet

Hij vergeet

Wij vergeten

TT

werkwoord: SNIJDEN

De bakker ...... het brood.

VT

Ik snijd

Hij snijdt

Wij snijden

TT

werkwoord: WINNEN

Ajax ...... de wedstrijd..

VT

Ik win

Hij wint

Wij winnen

TT

werkwoord: ZOEKEN

Mijn moeder ...... de voordeursleutel.

VT

Ik zoek

Hij zoekt

Wij zoeken

TT

werkwoord: lopen

Gisteren ...... ik door de stad.

VT

Ik loop

Hij loopt

Wij lopen

TT

werkwoord: eten

Roos ...... een ijsje.

VT

Ik eet

Hij eet

Wij eten

TT

werkwoord: denken

Ik ...... aan mijn opa.

VT

Ik denk

Hij denkt

Wij denken

TT

werkwoord: mogen

Gisteren ...... wij langer

opblijven

VT

Ik mag

Hij mag

Wij mogen

TT

VT

VT

VT

VT

VT

VT

VT

VT

VT

VT

VT

VT

spelling

eerst Thema 4, week 1, Les 4

OPGAVE 2

OPGAVE 3

10 x PLUSSEN

DAARNA DICTEE 3