VMBO 2 par 1.4 kom je uit met je geld

HOOFDSTUK 1
Paragraaf 1.4
Kom je uit met je geld
1 / 35
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

HOOFDSTUK 1
Paragraaf 1.4
Kom je uit met je geld

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Na deze les :
  • weet je welke soorten inkomens er zijn
  • weet je hoe je inkomsten van week naar maand kan berekenen en andersom

Slide 2 - Slide

Soorten inkomen
  • Loon, salaris als je voor een bedrijf werkt
  • Winst als je geld verdient met een eigen bedrijf
  • Uitkering, als je geen werkt hebt of ouder dan 65 bent


Slide 3 - Slide

van week naar maand en andersom
hoeveel weken heeft een jaar?
hoeveel maanden heeft een jaar?
hoeveel weken heeft een maand?
hoeveel maanden heeft een kwartaal?

Slide 4 - Slide

van week naar maand en andersom
52 weken

12 maanden

Kan niet!

3 maanden
  • hoeveel weken heeft een jaar?
  • hoeveel maanden heeft een jaar?
  • hoeveel weken heeft een maand?
  • hoeveel maanden heeft een kwartaal

Slide 5 - Slide

Omrekenen week en maand
week naar maand
  • weekbedrag x 52    = jaarbedrag
  • jaarbedrag : 12         = maandbedrag
maand naar week
  • maandbedrag x 1   = jaarbedrag
  • jaarbedrag : 52        = maandbedrag
Stap 1 : reken van week/maand naar jaar
Stap 2 : reken van jaar naar maand/week
een jaar heeft 52 weken, 12 maanden en 4 kwartalen!

Slide 6 - Slide

Omrekenen week en maand
Kijk mee in je boek op bladzijde 21 in het groene vak

Slide 7 - Slide

Bereken zelf
Som 1
Je krijgt € 234,- zakgeld per jaar. Bereken hoeveel je krijgt per week?
Som 3
Je krijgt € 5,- zakgeld per week. Bereken hoeveel je krijgt per maand?
Som 2
Je krijgt € 15,- zakgeld per maand. Bereken hoeveel je krijgt per jaar?
Som 4
Je krijgt € 12,- zakgeld per maand. Bereken hoeveel je krijgt per week?

Slide 8 - Slide

Bereken zelf
Som 1
 € 234,-  zakgeld per jaar. Bereken hoeveel je krijgt per week?

234 : 52 = 4,50   
Som 3
Je krijgt € 5,- zakgeld per week. Bereken hoeveel je krijgt per maand?

5 x 52 = 260
260 : 12 = 21,67
 
Som 2
Je krijgt € 15,- zakgeld per maand. Bereken hoeveel je krijgt per jaar?

15 x 12 = 180
Som 4
Je krijgt € 12,- zakgeld per maand. Bereken hoeveel je krijgt per week?

12 x 12 = 144
144 : 52 = 2,77

Slide 9 - Slide

Aan de slag
maak uit je boek van paragraaf 1.4
vanaf blz 20 de vragen 44, 45, 46, 47, 48, 49 en 50,

Slide 10 - Slide

Lesdoel en Herhalen
Herhalen
  • welke soorten inkomens zijn er? 
  • hoe bereken je de inkomsten van week naar maand kan berekenen en andersom
Na deze les :
  • weet je welke soorten uitgaven er zijn
  • weet je wat een begroting is
  • weet je hoe je een reservering kan berekenen

Slide 11 - Slide

Soorten Uitgaven
Soorten uitgaven
  • vaste lasten
    -  huur, abonnement, contributie, verzekering
  • huishoudelijke uitgaven
    - dagelijkse uitgaven, boodschappen, persoonlijke verzorging
  • incidentele uitgaven
    - kleding, vakantie, elektronica

Slide 12 - Slide

Een begroting 
Een begroting :
 een overzicht van je verwachte inkomsten en verwachte uitgaven voor de komende periode. 

Slide 13 - Slide

Reserveren
Reserveren 
per maand geld opzij zetten zodat je later een grote uitgaven kan betalen.
zie pagina 23 in het groene vak 

Slide 14 - Slide

Aan de slag
  • Lees de theorie op blz 22 en 23 goed door
  • Maak uit je boek van paragraaf 1.4 de vragen 51, 52, 54 en 55

    Klaar? Maak de Lesson up vragen van deze paragraaf op je laptop

Slide 15 - Slide

Oefenen
pak je boek erbij, paragraaf 1.4 en zoek de opdrachten die je niet weet op in je boek

Slide 16 - Slide

Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Tot welke groep behoort de aankoop van een allesreiniger?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 17 - Quiz

Waarom kun je lastig op korte termijn bezuinigen op vaste lasten?
A
Dit zijn uitgaven waar je vaak nooit onderuit kunt.
B
Dit zijn uitgaven waar je vaak met een contract aan vast zit.
C
Dit zijn uitgaven die je altijd verplicht moet doen.
D
Dit zijn uitgaven waar je wel makkelijk op kunt bezuinigen.

Slide 18 - Quiz

Het kopen van de wekelijkse boodschappen is een voorbeeld van een ...
A
vaste last
B
dagelijkse uitgave
C
incidentele uitgave

Slide 19 - Quiz

In welk rijtje staan alleen vaste lasten?
A
abonnementen – boodschappen – huur
B
contributie voetbal – gas en elektra – huur
C
hypotheek – cadeautjes – nieuwe wasmachine
D
hypotheek - huur - benzine

Slide 20 - Quiz

Wat zijn vaste lasten voor een auto?
A
reparatie
B
benzine
C
autowasserette
D
wegenbelasting

Slide 21 - Quiz

Loon is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen
D
rente

Slide 22 - Quiz

Wat is géén inkomensvorm?
A
inkomen uit bezit
B
inkomen uit arbeid
C
inkomen uit zorg
D
inkomen door verhuur

Slide 23 - Quiz

John verhuurt zijn studentenkamer. Er is hier sprake van ...
A
inkomsten uit arbeid
B
inkomsten uit bezit
C
overdrachtsinkomen

Slide 24 - Quiz

Rente is een voorbeeld van...
A
inkomen uit bezit
B
inkomen uit arbeid
C
overdrachtsinkomen

Slide 25 - Quiz

Geef de juiste drie soorten inkomens:
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Incidenteel inkomen
D
Overdrachtsinkomen

Slide 26 - Quiz

Hoeveel weken heeft een jaar
A
50
B
51
C
52
D
53

Slide 27 - Quiz

hoeveel maanden heeft een jaar
A
12
B
52
C
13
D
4

Slide 28 - Quiz

Hoeveel weken heeft een maand
A
4
B
5
C
kan je niet aangeven
D
4,5

Slide 29 - Quiz

Welke formule gebruiken we bij het omrekenen van week naar maand?
A
bedrag x 12 : 52
B
bedrag x 52 : 12
C
bedrag : 12 x 52
D
bedrag : 52 x 12

Slide 30 - Quiz

Als je van week naar maand gaat rekenen, wat doe je dan als eerste?
A
Je doet het bedrag x4, want er zitten 4 weken in een maand
B
Je deelt door 7 en dan maal 31 want er zitten 31 dagen in een maand
C
Je doet het bedrag maal 52 weken en deelt dit door 12 maanden
D
Je deelt door 7 dagen en dan maal 365 dagen en deelt dit weer door 12

Slide 31 - Quiz

Wat heb je liever:
€10 per week of €40 per maand?
A
€10 per week
B
€40 per maand

Slide 32 - Quiz

€ 5,- zakgeld per week is per maand
A
€ 20,-
B
€ 22,50
C
€ 21,67
D
€ 25,-

Slide 33 - Quiz

Bram krijgt €10 zakgeld per week. Hoeveel is dat per maand?
Tip: er zitten geen 4 weken in een maand...
A
€10
B
€43,33
C
€40
D
€1,42

Slide 34 - Quiz

€ 10 per week omrekenen naar een maand bedrag doe je zo:
A
€10 x 4
B
€10 x 52 : 12
C
€10 x 12 : 52
D
€10 x 4,3

Slide 35 - Quiz