This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
9.4 Spelen met weerstand
Slide 1 - Slide
Voor vandaag
Vorige les
Uitleg bij 9.4 in 2 delen
Aan de slag met de opdrachten
Opdrachten bespreken
LessonUp vragen
Lesafsluiting
Slide 2 - Slide
Planning
Vandaag (DI) 9.4
DO x
MA 9.5
DI TOETS
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Leervragen 9.4 de stroom beïnvloeden
Hoe plaats je batterijen?
Waarvoor gebruik je een diode?
Waarvoor gebruik je een transistor?
Waarvoor gebruik je een condensator?
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Condensator
Slide 7 - Slide
Wat gebeurd er als je batterijen parallel schakelt?
A
de batterijen gaan langer mee
B
je verhoogt de spanning van de schakeling
C
je krijgt meer stroom
D
niks
Slide 8 - Quiz
Je hebt de keuze om twee lampjes aan te sluiten op een batterij in serie of parallel. Wanneer branden de lampjes feller?
A
In serie
B
Parallel
C
De lampjes branden bij beide soorten schakelingen even fel
D
Dat kun je niet weten, dat ligt aan het soort lampje
Slide 9 - Quiz
Wat is de functie van een diode?
A
laat stroom in een richting door
B
laat stroom niet door
C
laat stroom door in twee richtingen door
D
laat stroom in drie richtingen door
Slide 10 - Quiz
In de afbeelding is het symbool te zien voor een .....
A
NTC
B
LDR
C
LED
D
Diode
Slide 11 - Quiz
Een transistor wordt opgenomen als schakelaar. Door welk onderdeel wordt de transistor bediend?
A
Basis
B
Emitter
C
Collector
D
Een draadje
Slide 12 - Quiz
Wat is waar?
A
als op de collector een stroom binnenkomt, gaat van de basis naar de emitter een stroom lopen
B
als op de basis een stroom binnenkomt, gaat van de collector naar de emitter een stroom lopen
C
als op de collector een stroom binnenkomt, gaat van de emitter naar de basis een stroom lopen
D
als op de basis een stroom binnenkomt, gaat van de emitter naar de collector een stroom lopen
Slide 13 - Quiz
Als de schakelaar sluit, dan...
A
Laadt de condensator op
B
Gaat de lamp branden
C
Gebeurt er niets
Slide 14 - Quiz
Leervragen 9.4 Spelen met weerstanden
Wat is een vervangingsweerstand?
Hoe bereken je de vervangingsweerstand bij een parallelschakeling?
Waarvoor gebruik je een NTC?
Waarvoor gebruik je een LDR?
Slide 15 - Slide
1. Wat is een vervangingsweerstand?
Slide 16 - Slide
Weerstand
Is een component
Symbool van het woord weerstand?
Eenheid weerstand?
Waarom gebruiken we een weerstand?
Slide 17 - Slide
Weerstand
Hoe meer weerstand, hoe moeilijker de stroom er doorheen gaat.
Een geleider heeft weinig weerstand.
Een isolator heeft veel weerstand.
Weerstand bereken je met wet van Ohm.
R=IU
Slide 18 - Slide
Vervangingsweerstand
in schakelingen kunnen meerdere weerstanden worden opgenomen.
Alle weerstanden in schakeling kunnen worden vervangen door 1 vervangingsweerstand
Slide 19 - Slide
Vervangingsweerstand
serie
Slide 20 - Slide
vervangingsweerstand in serie
Rv=R1+R2+enz.
in een serieschakeling is de vervangingsweerstand gelijk aan de som van alle weerstanden.
Rv = 560 + 470 = 1030 Ω
Slide 21 - Slide
Binas
Slide 22 - Slide
2. Hoe bereken je de vervangingsweerstand bij een parallelschakeling?
Slide 23 - Slide
Vervangingsweerstand
parallel
Slide 24 - Slide
Weerstand parallel
Slide 25 - Slide
Binas
Slide 26 - Slide
Weerstand parallel
G:
G:
F:
B:
A:
Slide 27 - Slide
Weerstand parallel
Vervangingsweerstand is altijd kleiner dan de kleinste weerstand in de schakeling.
Slide 28 - Slide
Weerstand parallel
In een parallel schakeling tel je alle stromen bij elkaar waardoor de totale stroom erg hoog is. En omdat deze stroom zo hoog is, wordt de weerstand dus laag.