Les 16: Irritaties

• Mentorles
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Introduction

Leerlingen weten wat irritaties zijn, hoe ze ontstaan en wat de gevolgen kunnen zijn, ze kunnen eigen irritaties benoemen, leerlingen kunnen uitleggen dat irritaties voor iedereen verschillend zijn en ze weten wat ze kunnen doen wanneer ze de irritaties van andere kennen

Instructions

Les 16.pdf

Worksheets

Les 16.pdf

Irritaties

Les 16

Werkhouding:
Ik weet duidelijk te maken wat ik wil

Aan het eind van deze les...
• leg ik uit wat irritaties zijn, hoe het ontstaat en wat de gevolgen kunnen zijn,

• kan ik 2 eigen irritaties noemen

• leg ik uit wat ik kan doen met de irritaties van anderen

Bespreek met de leerlingen wat ze aan het einde van deze les hebben geleerd

Naspelen

We gaan oefenen

Hoe werkt het?

Instructie

Let op! Nu komt er uitleg

Doe activiteit

We gaan aan het werk

Schrijf opdracht

Opdracht uit de Baaz-map

Afronding

Gezamenlijke afsluiten

Kijken

Goede kijkhouding

Luisteren

Goede luisterhouding

Overleggen

Met elkaar overleggen

Groepsgesprek

Met elkaar in gesprek

Bespreek en herhaal de picto's die terugkomen in de les.

Mochten de leerlingen deze al goed kennen, kun je dit overslaan.

Les 16 - Irritaties

Irritaties

Werkblad invullen

Soorten irritaties

Verhaalkaart

Afronding

Bespreek met de leerlingen de planning van de les, wijs ze hierbij ook op de picto's bij de verschillende onderdelen

Mochten leerlingen de picto's niet meer weten, ga terug naar de vorige dia

Wat weet jij al over

irritaties?

Woordweb:

Met devices:

Laat leerlingen noteren waar ze aan denken bij irritaties.

Zonder devices: 

De leerlingen noteren op een post it waar ze aan denken bij irritaties.

Bespreek de antwoorden van de leerlingen.

Vraag:

• Welke emotie hoort erbij?
• Wat zie je aan iemand?
• Wat hoor je aan iemand?

Je kunt ervoor kiezen om dit uit te beelden zelf of door een leerling die dat wilt. 

Werkblad

Vul het werkblad 'Wat vind jij irritant?' in

Werkblad:

De leerlingen vullen zelfstandig het werkblad in.

Maak daarna een rondje door de klas en laat elke leerling 1 irritatie opnoemen.

Soorten irritaties

1. Irritaties die ontstaan door jezelf

2. Irritaties die ontstaan door een ander

Je bent een elastiek vergeten

Je bent je huissleutel vergeten

Job tikt met zijn pen op tafel

Kees heeft mijn telefoon gepakt

Soorten:

Bespreek met de leerlingen dat er 2 soorten irritaties zijn:

1. Irritaties ontstaan door jezelf
2. Irritaties ontstaan door de ander

Bespreek de voorbeelden (hotspots) bij de 2 soorten.

Geef evt. meer voorbeelden, zie handleiding

Vraag de leerlingen te kijken naar hun werkblad en laat hen een 1 of 2 noteren bij het soort irritaties dat ze hebben opgeschreven. 

Bespreek vervolgens wat de gevolgen kunnen zijn van een irritatie. Geef een eigen voorbeeld.

Vraag de leerlingen een voorbeeld te noemen en vraag door op het gevolg hiervan. 

Leg uit dat je in dit soort situaties ook vooruit kunt denken. 

• Wat als ik nu boos ga worden?
  
• Wat zijn de gevolgen?
  
• Hoe kan ik voorkomen dat ik nu boos ga worden?
  
• Wat moet ik nu doen?

Verhaalkaart

• Luister naar het verhaal

• Bedenk: is dit een irritatie of boosheid?

• Irritatie = GROEN

• Boosheid = ROOD

Verhaalkaart:

Variant 1:

• Geef elke leerling een groene en rode kaart
• Groen = irritatie
• Rood = boosheid
• Lees het verhaal voor en laat de leerling een keuze maken tussen irritatie (groen) en boosheid (rood)
• Ze steken de kaart in de lucht

Variant 2:

• Verdeel het lokaal in 2 delen: rood en groen
• Lees het verhaal voor en laat de leerlingen een keuze maken tussen irritatie (groen) en rood (boosheid)
• Ze kiezen die kant van het lokaal

Nabespreken

• Nabespreken verhaalkaart

• Elke irritatie voor iedereen hetzelfde?

• Hoe kun je elkaar helpen?

Nabespreken:

1. Bespreek de opdracht na van de verhaalkaart
2. Bespreek dat irritaties persoonlijk kunnen zijn.
3. Probeer erachter te komen of er een irritatie is van een leerling die bij een andere leerling geen irritatie is (denk aan de voorbeelden die leerlingen hebben genoemd nav het werkblad)
4. Bespreek hoe leerlingen elkaar kunnen helpen. Op tijd stoppen en rekening houden met elkaar.