Stofeigenschappen

Stofeigenschappen
1 / 82
next
Slide 1: Slide
ScheikundeSpeciaal OnderwijsMiddelbare schoolhavoLeerroute HLeerjaar 2,3

This lesson contains 82 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Stofeigenschappen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  •  Je weet wat stofeigenschappen zijn.
  • Je weet wat een een zuivere stof en een mengsel is.
  • Je weet wat een oplossing en een suspensie is.
  • Je weet wat een indicator is.
  • je weet dat er bij een reactie met zuur gasbelletjes ontstaan.
  • Je weet wat een exotherme en endotherme reactie is.

Slide 2 - Slide

Stofeigenschappen
  •  Stof=alles om ons heen zoals zout
  • eigenschap=Kenmerk van iets of iemand
  • Stofeigenschappen= Kenmerken van een stof

Slide 3 - Slide

Wat is een stofeigenschap?

Slide 4 - Open question

Stofeigenschappen:
  • Brandbaarheid
  • Geur
  • Kleur
  • Smaak
  • Fase (bij kamertemp.)
  • Kookpunt
  • Smeltpunt
  • Oplosbaarheid in water
  • Elektrische geleiding

Geen stofeigenschappen:
  • Temperatuur
  • Vorm
  • Massa
  • Volume

Slide 5 - Slide


A
Mengsel
B
Zuivere stof

Slide 6 - Quiz

Zuivere stof/mengsel

Slide 7 - Slide

Wat valt je op aan de stoffen die oplossen in water?

Slide 8 - Open question

Wat is een mengsel?

Slide 9 - Open question

Oplossing
ALTIJD helder = je kunt er doorheen kijken. LET OP: kan wel een kleur hebben!
oplosmiddel = vloeistof waarin je de  stof oplost

                                           (s) + (l)                                                       (l) + (l)

Slide 10 - Slide

Suspensie
Troebel


                                                                        (s) + (l)


Bezinken: vaste deeltjes zakken naar de bodem

Slide 11 - Slide

Emulsie
troebel
TWEELAGENSYSTEEM

                               (l) + (l)

Om een tweelagensysteem te voorkomen: emulgator toevoegen!

Slide 12 - Slide

Oplossing - Suspensie?
Oplossing/Suspensie?
Suspensie
Oplossing/suspensie?
Oplossing
Troebel: mengsel van een vaste stof in een vloeistof => Suspensie.
Een helder mengsel van een stof in een vloeistof => Oplossing.

Slide 13 - Slide

Oplossing - Suspensie - Emulsies?
Emulsie
2
Suspensie
3
Oplossing
1

Slide 14 - Slide

Een suspensie is .....
A
Helder
B
Troebel

Slide 15 - Quiz

Een oplossing is ....
A
Helder
B
Troebel

Slide 16 - Quiz

spa rood is een .....
A
suspensie
B
emulsie
C
oplossing
D
nevel

Slide 17 - Quiz

Video: Oplosbaar in water?
Maak een tabel en noteer tijdens de video:
  • Welke 2 stoffen gemengd worden
  • en of je te maken hebt met een oplossing of een suspensie

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Een blijvende emulsie is een mengsel van..
A
Water en zout
B
water, olie en emulgator
C
Olie en bezine
D
water en olie

Slide 20 - Quiz

Welk plaatje geeft een mengsel aan en welke een zuivere stof
Mengsel
Zuivere stof
Zuivere stof

Slide 21 - Drag question

Wat voor soort mengsel is dit?
A
Oplossing
B
Zuivere stof
C
Suspensie
D
Emulsie

Slide 22 - Quiz


Appelsap is een . . .
A
Emulsie
B
Suspensie
C
Oplossing
D
Zuivere stof

Slide 23 - Quiz


Verf is een . . .
A
Emulsie
B
Suspensie
C
Oplossing
D
Zuivere stof

Slide 24 - Quiz


Brandspiritus is
een . . .
A
Emulsie
B
Suspensie
C
Oplossing
D
Zuivere stof

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Fase overgangen

Slide 30 - Slide

Wat weet je al???

Slide 31 - Slide

Welk stelling is waar?
A
Een zuivere stof bestaat uit meer dan één stof
B
Een zuivere stof bestaat uit precies één stof
C
Sommige zuivere stoffen bestaan uit één stof, sommige uit meer

Slide 32 - Quiz

Een suspensie is een
A
Mengsel van twee vloeistoffen
B
Mengsel van twee vaste stoffen
C
Mengsel van een vloeistof en een vaste stof
D
Een zuivere stof

Slide 33 - Quiz

Zijn de zinnen juist of onjuist?
I Een oplossing is altijd helder.
II Een suspensie is doorzichtig.
A
Beide zinnen zijn juist
B
Zin I is onjuist, zin II is juist
C
Zin I is juist, zin II is onjuist
D
Beide zinnen zijn onjuist

Slide 34 - Quiz

Maak de zin kloppend.
Je hebt een flesje gevuld met limonade. Na een halve dag zie je dat de limonade er nog hetzelfde uitziet als toen je het flesje vulde.
De limonade is een ……………………...

Slide 35 - Open question

Zijn de zinnen juist of onjuist?
I Een suspensie is altijd troebel.
II Een oplossing is altijd een mengsel.
A
Beide zinnen zijn juist
B
Zin I is onjuist, zin II is juist
C
Zin I is juist, zin II is onjuist
D
Beide zinnen zijn onjuist

Slide 36 - Quiz

Maak de zin kloppend.
Op sommige verpakkingen kun je lezen ‘schudden voor gebruik’.
Het product dat in de verpakking zit is een …………………………...

Slide 37 - Open question

Jan heeft twee reageerbuisjes. In het eerste doet hij zout en in het tweede zand. Hij vult de reageerbuisjes vervolgens met water en schudt ze goed.
Hoe noem je mengsels die zo ontstaan?
A
in beide reageerbuisjes zit een suspensie
B
in eerste reageerbuisje zit een suspensie, in de tweede een oplossing
C
in eerste reageerbuisje zit een oplossing, in de tweede een suspensie
D
in beide reageerbuisjes zit een oplossing

Slide 38 - Quiz

Water met zout erin is na goed schudden een
A
Suspensie
B
Oplossing

Slide 39 - Quiz

Sinaasappelsap met vruchtvlees is een ...?
A
Oplossing
B
Suspensie

Slide 40 - Quiz

'Zuiver' bronwater
Op een fles bronwater kan staan dat er ‘zuiver bronwater’ in de fles zit. Toch is bronwater geen zuivere stof. Er zitten allerlei opgeloste stoffen in het water, zoals je ook op het etiket kunt zien. Het woord ‘zuiver’ betekent in dit geval dat het water niet is vervuild met gevaarlijke stoffen of bacteriën. Je kunt het zonder gevaar voor je gezondheid drinken.

Slide 41 - Slide

   Zuivere stof
Je vindt in huis maar enkele zuivere stoffen, bijvoorbeeld kristalsuiker. In een pak suiker zit alleen maar suiker; er zitten geen andere stoffen doorheen. Ook keukenzout is een zuivere stof, als er tenminste geen jodium aan is toegevoegd (figuur hiernaast)

Slide 42 - Slide

Mengsel



Icetea bestaat uit meerdere stoffen, dit noemen we een mengsel.
 

Slide 43 - Slide

Soorten mengsels
Verschillende soorten mengsels:
- Oplossing
- Suspensie

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Oplossing = helder
vast, vloeibaar of gas in vloeibaar oplosmiddel
moleculen zitten door elkaar heen

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Oplossingen herkennen
  • Oplossingen zijn altijd helder. Je kunt erdoorheen kijken. Water is helder en kleurloos, ook als je er suiker of zout in hebt opgelost. 
  • Een oplossing kan wel een kleur hebben. Thee of icetea zijn hier goede voorbeelden van. 
  • Oplossingen blijven ook altijd goed gemengd. Laat je een fles frisdrank een jaar in de kast staan, dan blijft de frisdrank goed gemengd.

Slide 48 - Slide

Suspensie = troebel

Vaste stof opgelost in een vloeistof


Slide 49 - Slide

Suspensies herkennen
  •  Als een mengsel troebel (ondoorzichtig) is, kan het dus geen oplossing zijn maar een suspensie
  • Verf bijvoorbeeld is geen oplossing, maar een suspensie: dat is een vloeistof waarin een fijn verdeeld poeder zweeft. Verf ontmengt; het poeder zakt na verloop van tijd naar de bodem van het blik. 

Slide 50 - Slide

Mengsels
Oplossing:  heldere vloeistof (kan wel een kleur hebben)
= een vaste, vloeibare of gas in een vloeistof. 

Suspensie: een mengsel waar je NIET doorheen  kunt  kijken           = een vaste stof in een vloeistof.
                        

                      

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Video


Sinaasappelsap
is een . . .
A
Emulsie
B
Oplossing
C
Suspensie
D
Zuivere stof

Slide 53 - Quiz


Wijn is een . . .
A
Emulsie
B
Oplossing
C
Suspensie
D
Zuivere stof

Slide 54 - Quiz


Melk is een . . .
A
Emulsie
B
Oplossing
C
Suspensie
D
Zuivere stof

Slide 55 - Quiz

Endotherm of exotherm proces?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 56 - Quiz

endotherm kost energie
A
waar
B
niet waar

Slide 57 - Quiz

Dit is een exotherme reactie
A
Pizza bakken
B
Magnesium verbranden

Slide 58 - Quiz

Exotherm of endotherm?
Vuurwerk
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 59 - Quiz

Bij een exotherme reactie ...
A
Komt er energie (warmte) vrij.
B
Is er energie (warmte) nodig.
C
Gebeurt er niets.

Slide 60 - Quiz

Het afkoelen van een glas thee.
Exotherm of endotherm?
A
Exotherm
B
Endotherm

Slide 61 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een endotherme reactie?
A
het bevriezen van water
B
het hard worden van chocolade
C
Het verbranden van benzine
D
het verdampen van alcohol

Slide 62 - Quiz

Welk proces is exotherm
A
Het bakken van een ei
B
Het smelten van kaarsvet
C
Het verbranden van aardgas
D
Het koken van water

Slide 63 - Quiz

Verbranden van kaars is een exotherme reactie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 64 - Quiz

Exotherm of endotherm?
Het verbranden van benzine.
A
Exotherm
B
Endotherm

Slide 65 - Quiz

Het smelten van boter in een pan is dat een exotherm of endotherm proces?
A
exotherm
B
endotherm

Slide 66 - Quiz

Een explosie is een exotherme reactie

A
Waar
B
Niet waar

Slide 67 - Quiz

Endotherm of Exotherm?
Smelten van ijs.
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 68 - Quiz

Je weet nu .....
  • wat stofeigenschappen zijn
  • wat een een zuivere stof en een mengsel is
  • wat een oplossing en een suspensie is
  • wat een indicator is
  • dat er bij een reactie met zuur gasbelletjes ontstaan
  • wat een exotherme en endotherme reactie is (vwo)

Slide 69 - Slide

Ja, dat kan ik!
😒🙁😐🙂😃

Slide 70 - Poll

  • Ga verder met de meetbrief: 'Wat eet je op een dag' (It's Learning) M3
  • Klaar? Ga dan blz. 11 en 12 lezen.                                    Maak opdr. 1 van Les 1, (blz. 13 t/m 16) vul de tabel van het  werkplan in en                                                laat het controleren.


Slide 71 - Slide

  • Lezen blz. 11 en 12.                                                           Maak opdr. 1 van Les 1 (blz 13 t/m 16), vul de tabel van het werkplan in en laat het controleren.
  • Klaar? Ga dan verder met de meetbrief              'Wat eet je op een dag'                                                 (It's Learning).


Slide 72 - Slide

Fase overgangen

Slide 73 - Slide

Dichtheid
Hier heb je 8 bolletjes in 1 cm3 dus kleinere dichtheid.
Dichtheid = 8
cm3g
Hier heb je 27 bolletjes in 1 cm3 dus grotere dichtheid.
Dichtheid = 27
cm3g
Dichtheid

Slide 74 - Slide

Dichtheid

Slide 75 - Slide

54 g zout heeft een volume van 25 cm3, Bereken de dichtheid.

Slide 76 - Open question

De dichtheid van suiker is 1,56 g/cm3. Ik heb 33 g suiker. Hoeveel mL is dit?

Slide 77 - Open question

Gevarensymbolen

Slide 78 - Slide

Opdracht
Zoek op het internet de verschillende gevarensymbolen op en hun betekenis

Slide 79 - Slide

Huiswerk
  •  §1.2 opdracht 17, 18, 20 tm 27   
  •  lezen §1.3 + §1.4

Slide 80 - Slide

Spullen meenemen
  1. Schrift 
  2. pen en potlood
  3. rekenmachine
  4. laptop
  5. boek

Slide 81 - Slide

Benzine en water zijn dus slecht te mengen, ze gaan steeds weer uit elkaar. Je moet een stof toevoegen om dit mengsel egaal te houden, hoe heet zo'n stof?
A
Katalysator
B
Emulgator
C
Centrifigator
D
Extractie middel

Slide 82 - Quiz