Niveau 2 opleiding theorie modules

• Burgerschapskunde
• Beroepsopleiding

Niveau 2 opleiding

"Plezier staat centraal"

Inhoud

1. Les- en leidinggeven
   
2. Basisprincipes
3. Organisatie
4. Mechanica
5. 10 minuten pauze


6. Veiligheid en blessurepreventie
7. Doelgroepen
8. Materiaalkunde
9. Naar buiten


10. Methodiek

Wat staat centraal bij het Nederlandse ski leerplan?

1. Van proberen kun je leren
2. Plezier staat centraal
3. Lesgeven begint bij een goede instructeur
4. Genieten staat voorop

Hoe sta je voor de groep?

Algemene uitstraling, mimiek, lichaamstaal, stem en taalgebruik, interactie, positionering, humor

Praatje, plaatje, daadje

1. Zijwaarts klimmen
   
2. Het maken van een ploeg
   

In tweetallen uitleggen in PPD. 

De een legt 1 uit, de ander legt 2 uit.

1 minuut.

Structuur van je les

1. Start van de les

2. Doel van de les

3. Warming-up

4. Leren

5. Afsluiting

Verwelkomen,  voorstellen en checken of alle uitrusting goed zit

Wat is globaal hetgeen wat er die dag wordt geoefend?

Zie lesvoorbereiding volgende dia

POT & 4 C's (Constateren, corrigeren, controleren, complimenteren)

BEVO

Start van de les:

Verzamel je groep en stel jezelf voor; Maak een praatje en creëer een prettige sfeer; Vraag naar de namen, ervaring en het doel van je leerlingen.

Leren:

Heb je meerder lessen achter elkaar? Zorg dan voor een korte herhaling.

Afsluiting:

Zorg voor een speelse en ontspannende afsluiting.

Deelmethodisch

De bochten "in stukken knippen" om een bepaald stuk van de bocht te oefenen. Je werkt dmv oefeningen naar de eindvorm.

Wanneer? 

Bij een standoefening of een enkele bocht. Bij slecht zicht. Bij een drukke lift. 

 Totaalmethodisch 

Tijdens het complete skiën, geef je enkel tips, maar de cursist blijft skiën. Je werkt direct met de eindvorm. 

Wanneer? Bij lekker weer, om veel te kunnen skiën.

Deelmethodisch

▪  Stand oefening;

▪ Traverse;

▪ Guirlande;

▪ Bochtenwaaier (na/in/voor de vallijn);

▪ Anderhalve bocht;

▪ Zijwaarts slippen;

▪ Hockeystop

Totaalmethodisch

▪  Opdrachtvorm;

▪  Dwingende oefening; 

▪  Fantasievorm;

▪  Contrast leren;

▪  Werken met meertallen; 

▪  De wedstrijdvorm

Als beginsituatie moet je denken aan de volgende drie vragen: 

Wie moet ik lesgeven, waar ga ik lesgeven en hoelang duurt de les.

Centrale balans....

Centrale balans

Optimaal balanceren

Bewegingsbereid in je hele lichaam

Alpine balans

1. Kanthoek nemen

2. Kantenwissel

3. Aaneengesloten bewegen

1. Kanthoeken door te bochtleunen en door te hoeken.

2. Verticaal bewegen is het vlakstellen, CB, vallijn, opnieuw kanthoek nemen. Draaiprincipe gaan we oefenen op de baan.

3. Aaneengesloten bewegen zijn de bochten aan elkaar. Gebruik van stuurdruk.

Wanneer gebruik je welke opstelling?

Bespreek dit in tweetallen.

Organisatie

Welke van de opstel-
vormen, gebruiken wij op
De Schans het meest?

1. Trein
2. Naast/achter/tussen de groep
3. Vaste plek boven, halverwege of beneden

Mechanica (krachten)

10 minuten

Hoe heet deze kracht?

1. Zwaartekracht
2. Hellingskracht
3. Centrifugaalkracht

Hoe heet deze kracht?

1. Zwaartekracht
2. Hellingskracht
3. Centrifugaalkracht

Hoe heet deze kracht?

1. Zwaartekracht
2. Hellingskracht
3. Centrifugaalkracht

Evenwicht

Touwloper die uit balans is. Wat gebeurt er?

Oefening met LZP:

Ga rechtop staan met voeten op heupbreedte. Leun naar voren totdat je op je tenen moet steunen. Nu naar achteren totdat de tenen loskomen.

👉 Wat voel je? Waar gaat het mis?

Oefening met steunvlak:

Balanceer op een been. Ga nu op beide voeten wijd uit elkaar staan.

👉 Welke positie voelt stabieler? Waarom?

We gaan dit ook nog op de ski's oefenen.

LZP: 

Maak een touwtje vast, bungel het naar beneden. Als het recht naar beneden staat, ben je in evenwicht. 

Oefening FIS regels van NOC*NSF

Maak bij elke regel een voorbeeld. Doe dit in tweetallen.

Disbalans tussen belastbaarheid en belasting

Factoren in het lichaam = belastbaarheid

Krachten op je lichaam = belasting 

EHBSO

1. Let op gevaar.

2. Ga na wat er is gebeurd en/of wat iemand mankeert.

3. Stel het slachtoffer gerust.

4. Zorg voor deskundige hulp.

5. Help iemand op de plaats waar hij/zij ligt.

Koel het pijnlijke lichaamsdeel minimaal 20 minuten onder lauw stromend water, sneeuw of een coldpack.

Helpt dit niet? Behandel het dan als botbreuk (dat mogen alleen professionals, dus jij NIET).

Doelgroepen

"Ooghoogte, simpele zinnen, skitermen vertalen, vooral plaatjes en daadjes, onbewust bekwaam'"

Lengte

Lengte heeft invloed op het draaigemak.

Hoe korter de ski, hoe makkelijker het draait.

Hoe langer de ski, hoe meer stabiliteit je hebt bij hogere snelheid.

Kan je de ski niet zwaarder zetten, dan kan je grotere ski's geven voor de stijfheid.

Breedte

De breedte heeft invloed op hoe gemakkelijk je van kant wissel.

Hoe smaller de ski, hoe sneller het kantelt.

Hoe breder de ski, hoe meer oppervlak, dus meer oppervlakte voor bijvoorbeeld off-piste.

Materiaalkunde

Radius

De bocht die je ski maakt in de vorm van een cirkel. Radius van 14 is de straal van een cirkel. 

Hoe groter de radius, hoe grotere bocht je maakt.

Flex

De stijfheid van de ski. Heb je een stijve ski, dan is dit minder makkelijk te besturen dan een soepelere ski.

Torsiestijfheid

De flex die een ski heeft in de breedterichting. Heeft effect op het in- en uitgaan van de bocht. Hoe stijver de torsie, hoe sneller de bocht wordt opgepakt en wordt uitgestuurd.

Binding

Schakel tussen skischoen en ski. 

Op basis van gewicht, zoollengte van de schoen, leeftijd en technische niveau van de skiër, wordt dit afgesteld.

Stel jij de bindingen anders af, dan ben jij ook verantwoordelijk voor eventuele ongelukken die er gebeuren, waarbij de ski te snel of juist niet losschieten. Denk hier dus aan, voordat je een binding afstelt.

Skischoen

Ook hierbij kan je verschillende stijfheden kiezen. Hoe stijver de skischoen, hoe sneller zij een beweging kunnen toepassen tijdens het skiën.

Skistok

Afhankelijk van je lichaamslengte.

Hoe meet je of de lengte goed is?