Chemisch rekenen 1

Deficiëntie module chemisch rekenen
Werken aan een goede fundatie
1 / 50
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Deficiëntie module chemisch rekenen
Werken aan een goede fundatie

Slide 1 - Slide

Opzet
Echt begrijpen & veel oefenen

Slide 2 - Slide

Rekenen met breuken

Slide 3 - Slide

Wat is één gedeeld door een half

Slide 4 - Open question

Wat is de uitkomst?

Slide 5 - Open question

Uitwerking

Slide 6 - Slide

Wegstreep methode

Slide 7 - Slide

Wat is de uitkomst?
A
2/3
B
3/2
C
1/6

Slide 8 - Quiz

Wat is de uitkomst?
A
2/3
B
3/2
C
1/6

Slide 9 - Quiz

Wat is de uitkomst?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Wat is de uitkomst?

Slide 12 - Open question

Wat is de uitkomst?

Slide 13 - Open question

Wat is de uitkomst?

Slide 14 - Open question

Wat is de uitkomst?

Slide 15 - Open question

Wat is de uitkomst?

Slide 16 - Open question

Formules omschrijven

Slide 17 - Slide

A / B = C. Wat is A?
A
B * C
B
B / C
C
C / B

Slide 18 - Quiz

B / A = C. Wat is A?
A
B * C
B
B / C
C
C / B

Slide 19 - Quiz

Uitschrijven

Slide 20 - Slide

Of kruislings vermenigvuldigen

Slide 21 - Slide

A * B = C. Wat is A?
A
B * C
B
B / C
C
C / B

Slide 22 - Quiz

1 / A = B. Wat is A?
A
B
B
1 / B

Slide 23 - Quiz

Dichtheid = massa / volume
Wat is massa?
A
volume * dichtheid
B
volume / dichtheid
C
dichtheid / volume

Slide 24 - Quiz

Dichtheid = massa / volume
Wat is volume?
A
massa * dichtheid
B
massa / dichtheid
C
dichtheid / massa

Slide 25 - Quiz

Molaire massa = massa / aantal mol
M = m/n
Wat is n?
A
M*m
B
M/m
C
m/M

Slide 26 - Quiz

Onthoud:
  • Delen door een breuk is vermenigvuldigen met het omgekeerde
  • Kruislings vermenigvuldigen

Slide 27 - Slide

Grootheden en eenheden

Slide 28 - Slide

Machten van 10

Slide 29 - Slide

Volume eenheden

Slide 30 - Slide

Wat hebben we vorige week geleerd (1)?
  • Delen door een breuk is vermenigvuldigen met de omgekeerde breuk

Slide 31 - Slide

Wat hebben we vorige week geleerd (2)?
  • Wegstrepen boven en onder in een breuk

Slide 32 - Slide

Wat hebben we vorige week geleerd (3)?
  • Kruislings vermenigvuldigen

Slide 33 - Slide

Wat hebben we vorige week geleerd (4)?
  • Van m3 naar dm3 naar cm3 --> factor 1000
  • Van L naar dL naar cL naar mL --> factor 10
  • Onthoud dat:
  • 1 L = 1 dm3
  • 1 mL = 1 cm3

Slide 34 - Slide

Wetenschappelijke notatie
Fouten gemaakt tijdens volume omrekenen:
  • Altijd 1  cijfer voor de komma en dat mag geen nul zijn:
  • Dus 56,2*10^-3 is fout: moet zijn 5,62*10^-2
  • 150*10^-6 moet 1,50*10^-4 zijn
  • 0,23*10^5 moet 2,3*10^4 zijn

Slide 35 - Slide

Kleine getallen in wetenschappelijke notatie
Tip: tel de nullen en dat is de macht, waarmee je moet veranderen.
  • 0,00564 = 5,64 * 10^-3
  • 0,028 = 2,8*10^-2
  • 0,00037 * 10^9 = 3,7 * 10^5

Slide 36 - Slide

Feedback volume omrekenen
2,231 L = 2231 mL of 2,231*10^3 mL 
56,2 mL = 0,0562 L of 5,62*10^-2 L
5600 cm3 = 5,600 L (denk aan significantie)
66,08 ml = 0,06608 dm3 of 6,608*10^-2 dm3 (66,08*10^-3 is niet goed)
0,0765 L = 76,5 cm3 of 7,65*10^1 (0,0765*10^3 is niet goed)
1,54 dm3 = 1,54*10^3 ml (1540 is te significant!)



Slide 37 - Slide

Feedback volume omrekenen (2)
150 mm3 = 1,50*10^-4 L of 0,00015 L
0,23 m3 = 2,3 *10^4 cL (23000 is te significant) Maar 2 echt goede antwoorden!
0,9 dL = 9*10^2 cm3 (90 te significant)
1,000 m3 = 1,000*10^6 ml (1000000 te significant; let ook op komma's en punten)

Slide 38 - Slide

Omrekenen met voorvoegsels
  • Je weet : 1 kg = 1000 g
  • Dus van mega --> kilo --> zonder voorvoegsel --> milli --> micro moet je vermenigvuldigen.
  • De andere kant op moet je delen.
  • Dit geldt alleen als de eenheid in de teller (boven) in de breuk staat!!!!!!!

Slide 39 - Slide

Vraag 1 uit de toets
Laat met een berekening zien: 230 mg/L = … kg/cm3 ?
  • Antwoord: van mg naar kg = delen door 10^6
  • Van L (=dm3) naar cm3 is normaal gesproken vermenigvuldigen met 10^3, maar omdat hij in de noemer (onder) staat, moet je de andere kant op, dus delen.
  • Antwoord: 230*10^-9 = 2,30 *10^-7 kg/cm3

Slide 40 - Slide

Rekenen met eenheden

Slide 41 - Slide

Geef het antwoord met de juiste significantie: 150,0 + 2,34 =

Slide 42 - Open question

Met de juiste significantie:
2,0 * 2,000 =

Slide 43 - Open question

Met de juiste significantie:
2,0 * 0,002 =

Slide 44 - Open question

Met de juiste significantie:
2,0 + 1,00 * 10 =
-3

Slide 45 - Open question

Significante cijfers

Slide 46 - Slide

Onthoud:
  • Bij vermenigvuldigen: neem het laagste aantal significante cijfers van beide getallen
  • De nullen voor het getal doen niet mee (0,005 heeft 1 significant cijfer)
  • Bij optellen: neem het minste aantal cijfers achter de komma

Slide 47 - Slide

Wat is de wetenschappelijke notatie voor 0,00073
A
7,3*10^-3
B
7,3*10^-4

Slide 48 - Quiz

Wat is de wetenschappelijke notatie voor 1500
A
1,5*10^3
B
1,5*10^4
C
1,500*10^3
D
1,500*10^4

Slide 49 - Quiz

Slide 50 - Slide