PARKEERWEEKDICTEE WERKWOORDEN
Welke zin is fout?
A
Hij liep naar de deur.
B
Hij kneedde het deeg.
C
Hij koopte een boek.
D
Hij bakte een taart.
1 / 15
Items in this lesson
Welke zin is fout?
A
Hij liep naar de deur.
B
Hij kneedde het deeg.
C
Hij koopte een boek.
D
Hij bakte een taart.
Slide 1 - Quiz
Welke zin is fout?
A
De koe graast.
B
De bakker likt zijn vingers af.
C
Ik snoei de heg.
D
Hij knikde met zijn hoofd.
Slide 2 - Quiz
Welke zin is fout?
A
Ik hou van lezen.
B
De boom groeid flink.
C
Wij gaan naar de stad.
D
Loop jij altijd zo snel?
Slide 3 - Quiz
A
De kat voede zijn baby.
B
Nina rende naar school.
C
Hij blies de ballon op.
D
De kinderen wuifden naar de Sint.
Slide 4 - Quiz
Welke zin is fout?
A
Hij schude aan de boom.
B
Hij kreeg een mooi cadeau.
C
Ik ruilde mijn voetbalplaatjes.
D
Ik vond het verhaal spannend.
Slide 5 - Quiz
Welke zin is fout?
A
Hij reist met de trein.
B
Kook jij graag?
C
De appel val in het gras.
D
Hij redt de jongen.
Slide 6 - Quiz
Welke zin is fout.
A
Rust jij maar even uit.
B
Hij loopte erg hard.
C
Hij sprintte naar de finish.
D
De bouwvakkers slopen het gebouw.
Slide 7 - Quiz
Welke zin is fout.
A
Hoorde jij de sirene.
B
Ik slaap graag uit.
C
Waar kom jij vandaan?
D
Hij proevt de taart.
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
VT
Wij reizen graag.
Wij reizen graag.
Slide 11 - Open question
VT
Ik start de auto.
Ik start de auto.
Slide 12 - Open question
Sleep de werkwoorden naar de juiste tijd op de balk
p.v. Verleden tijd
p.v. Tegenwoordige tijd
voed
voedde
wuif
wuifde
start
reis
reisde
startte
