6.1 De middeleeuwse stad 1hv3

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Wat is het drieslagstelsel?

1. Grond in drie delen verdelen
2. Grond niet gebruiken voor landbouw

Wie trok de nieuwe ijzeren ploeg?

1. Paarden
2. Ezel

Wat is verstedelijking?

1. Ontstaan en groeien van steden
2. Afname van de landbouwproductie

Wat veranderde door nieuwe landbouwtechnieken?

1. Meer horigen op de domeinen
2. Minder horigen nodig op domeinen

Wat gebeurde er met de samenleving?

1. Van landbouwsamenleving naar landbouw-stedelijke samenleving
2. Alleen landbouwsamenleving bleef bestaan

Wie mocht een beroep uitoefenen?

1. Alleen de rijksten
2. Iedereen in de stad
3. Leden van het gilde
4. Alleen ouderen

Wat is een gilde?

1. Een type stad of dorp
2. Een soort feest
3. Een opleiding voor studenten
4. Een vereniging van ambachtslieden

Wat deed een gilde voor zijn leden?

1. Organiseerde alleen feesten
2. Zorgde voor opleiding
3. Verkocht producten
4. Bouwde huizen

Speelden vrouwen een rol in de economie?

1. Nee, ze waren volledig uitgesloten
2. Ja, in werkplaatsen en winkels

Wat wilden steden toen ze groeiden?

1. Minder belasting betalen
2. Zelfstandig bestuur
3. Stadsrechten aanvragen
4. Afhankelijk van de heer blijven

Wie bestuurde de steden?

1. Enkel de heer van de stad
2. Burgemeesters en de stadsraad

Wat moesten steden betalen aan de heer?

1. Belastingen en geld voor stadsrechten
2. Geen enkele vergoeding

Waarom wilden steden zelfstandiger worden?

1. Minder belasting betalen
2. Niet afhankelijk van de heer
3. Groter grondgebied verwerven
4. Meer soldaten leveren

Wat kregen steden met stadsrechten?

1. Recht om te emigreren
2. Recht om muren te bouwen
3. Recht om soldaten te doden
4. Recht op koninklijke titels

Wat mochten vrouwen niet doen?

1. Bijdragen aan de economie
2. Meebeslissen in het bestuur
3. Werken in winkels
4. Helpen op markten

Wie bestuurde de steden?

1. Heren en ridders
2. Boeren en arbeiders
3. Vrouwen en kinderen
4. Burgemeesters en stadsraad

Wat gebruikten handelaars om te betalen?

1. Slechts contant geld
2. Munten of per wissel

Wat is de naam van het handelsnetwerk?

1. De Gilde
2. De Hanze

Waar vond de groei in handel plaats?

1. Aan de Noordzee en Oostzee
2. In de bergen van Duitsland