Herhaling verwijswoorden

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Verwijswoorden H4

Slide 2 - Slide

Verwijswoorden

Slide 3 - Slide

Naar mannelijke en vrouwelijke woorden verwijs je met
A
de
B
het

Slide 4 - Quiz

Het-woorden zijn?
A
Mannelijk/vrouwelijk
B
Onzijdig

Slide 5 - Quiz

Naar de-woorden verwijs je met?
A
deze/die
B
dit/dat

Slide 6 - Quiz

Naar het-woorden verwijs je met?
A
deze/die
B
dit/dat

Slide 7 - Quiz

Vul in:
Als je het bod op je fiets te laag vindt, moet je hem/het afwijzen.
A
hem
B
het

Slide 8 - Quiz

Vul in:
Nu de commissie advies heeft uitgebracht, zal de directie haar/hem ontbinden.
A
haar
B
hem

Slide 9 - Quiz

Vul in:
Omdat ik mijn brommer niet kan repareren, breng ik haar/hem naar de monteur.
A
haar
B
hem

Slide 10 - Quiz

Die generatie wil dat er meer met haar wensen rekening wordt gehouden. Waar verwijs 'haar' naar?

Slide 11 - Open question

Het eerste elftal behaalde gisteren zijn derde overwinning op een rij.
Waar verwijs 'zijn' naar?

Slide 12 - Open question

Als je oud meubilair kwijt wil, moet je het op straat zetten.
Waar verwijs 'het' naar?

Slide 13 - Open question

Het team heeft ___
tactiek gewijzigd.
A
haar
B
zijn

Slide 14 - Quiz

Het meisje ___
ons hielp ken ik nog van vroeger.
A
die
B
dat

Slide 15 - Quiz

Als je een product koopt en ___ gaat stuk, heb je recht op garantie.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun

Slide 16 - Quiz

Trappen van vergelijking H5
3 trappen van vergelijking
- Stellende trap: snel;
- Vergrotende trap: sneller
- Overtreffende trap: snelst

Jouw oma is lief, maar mijn oma is liever en zijn oma is het liefst

Slide 17 - Slide

Trappen van vergelijking H5
Let op, eindigt een woord...
- op -r? -> dan bij de vergrotende trap -der
   raar - raarder, duur  - duurder
- op -s? -> dan bij de overtreffende trap -t
   vers - verst, boos - boost
- op -st? -> dan bij overtreffende trap geen -st, maar meest
   juist - meest juist, bewust - meest bewust

Slide 18 - Slide

Trappen van vergelijking H5
Uitzonderingen, een paar voorbeelden:
goed, beter, best                                   graag, liever, liefst
veel, meer, meest                                  weinig, minder, minst

... als mij of ... dan ik?
- Gebruik als na de stellende trap en dan na de vergrotende trap
- Maak de zin langer: Ana is net zo slim als hij (is)/als ik (ben)

Slide 19 - Slide

Wat is de overtreffende trap van 'blond'?
A
blond
B
blonder
C
blondst
D
meest blond

Slide 20 - Quiz

Wat is de vergrotende trap van 'zuur'?
A
zuur
B
zuurer
C
zuurder
D
zuurst

Slide 21 - Quiz

Hij weet dat beter ... ik
A
als
B
dan

Slide 22 - Quiz

Wat is juist:
Karin is vijf keer sterker als/dan hij/hem.
A
als hij
B
als hem
C
dan hij
D
dan hem

Slide 23 - Quiz