8.3 en 8.4

8.3
- Uitleg 8.3 (eerste deel)
- oefening.
-applet.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 18 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

8.3
- Uitleg 8.3 (eerste deel)
- oefening.
-applet.

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Weten hoe de een magnetisch veld rondom een magneet eruit ziet.
- Hoe kun je de richting van het magnetisch veld in een spoel en rondom een stroomdraad bepalen.

Slide 2 - Slide

Veld rondom een magneet.
Analoog aan het E veld.

Slide 3 - Slide

Het magnetisch veld.
De sterkte van het magneetveld geven we aan met de letter B (dit is een vector).

Eenheid Tesla (T)
                                   (newon ampere meter)
1T=NAm

Slide 4 - Slide

Homogeen en inhomogeen Homogeen magneet veld.
Homogeen is overal even sterk inhomogeen homogeen is dus niet overal even sterk. 

Magneet is een zogenaamde dipool  je kunt nooit alleen een noordpool hebben (dit in tegenstelling tot lading waar dat wel kan).

Slide 5 - Slide

Planning
- Korte herhaling gisteren.
- Opstart 8.4 + demo proefje en opdrachtje. 

Leerdoelen gisteren?


Slide 6 - Slide

Leerdoelen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Magneetveld bij stroomdraad.
d

Slide 9 - Slide

Magnetisch veld in een spoel.
Vingers richting de stroom en duim geeft noordpool aan

Slide 10 - Slide

8.4
Hoofdoel:
Begrijpen van de lorentzkracht en het rekenen hiermee.

Slide 11 - Slide

De Lorentzkracht
Is een Kracht die werkt als gevolg van een lopende stroom in een magneetveld.

Voorwaarde B en I moeten loodrecht op elkaar staan.
Richting via LHR (linkerhandregel)

Slide 12 - Slide

De Lorentzkracht hangt af van:
- De grootte van de stroomsterkterkte.
- De sterkte van het magneetveld.
- De lengte waarmee de stroomdraad zich in het magneetveld bevindt. 

Te berekenen met: 

FL=BIl
FL = lorentzkracht (N)
B = sterkte veld (T)
I = stroomsterkte (A)
l = lengte draad in het veld. 

Slide 13 - Slide

Opdracht
Laat zien dat de lorentzkracht

Met q en v  respectievelijk de lading van het deeltje en v de snelheid. Bewijs dat de linker term gelijk is aan de rechter term. 
FL=BIl=Bqv

Slide 14 - Slide

Paar opdrachten.
- Starten met een klein opdrachtje.

Slide 15 - Slide

VRAAGJE
Wat gebeurt er met de magneetjes of de ladingen (geef ook aan hoe de magneetjes zullen draaien en de ladingen bewegen) 

Slide 16 - Slide

Oefenvraag
a. teken de situatie zoals beschreven op schaal.
b. Bereken het resulterende magneetveld
c. Bepaal de de hoek tussen resultante en de B van 2,0 mT.

Slide 17 - Slide

Antwoord oefenvraag.

Slide 18 - Open question