Nederlands klas 3G/T, week 1 les 3 + 4

Nederlands klas 3 
Week van 24 augustus 2020 (eerste lesweek)
Docent: meneer Weerman
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands klas 3 
Week van 24 augustus 2020 (eerste lesweek)
Docent: meneer Weerman

Slide 1 - Slide

Les 3 + 4

Slide 2 - Slide

Vandaag
  • Lezen
  • Bespreken lesdoelen
  • Uitlegvideo 
  • Aan de slag: 
    -maken opdracht 4
    -samenwerken/zelfstandig werken
  • Afsluiten 

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Na deze lessen weten jullie uit welke 3 delen een tekst bestaat.
  • Na deze lessen weten jullie wat een onderwerp is. 
  • Na deze lessen weten jullie wat een deelonderwerp is.
  • Na deze lessen weten jullie wat een kernzin is.
  • Na deze lessen weten jullie wat een hoofdgedachte is. 
  • Na deze lessen weten jullie wat hoofdzaken zijn. 

Slide 4 - Slide

Een goede tekst bestaat uit 
drie delen

- een inleiding
- het middenstuk (kern)
- een slot

Slide 5 - Slide

INLEIDING

- vertelt op een interessante en boeiende manier wat het onderwerp van een tekst is

Slide 6 - Slide

MIDDENSTUK (KERN)

- bestaat vaak uit meerdere alinea's
- vertelt in elke alinea iets nieuws over het onderwerp
- elke alinea kan een tussenkopje hebben

Slide 7 - Slide

SLOT

- dit is de afronding van de tekst
- hierin staat de conclusie, de hoofdgedachte of een samenvatting met de belangrijkste zaken op een rij

Slide 8 - Slide

Hoofdgedachte
Je kunt het belangrijkste van een tekst in één zin samenvatten. Die ene zin noem je de HOOFDGEDACHTE.

Je vindt deze hoofdgedachte door de vraag te stellen:
Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
Het antwoord vind je vaak in de inleiding of het slot van de tekst.

Slide 9 - Slide

Hoofdzaken
Wat in een tekst belangrijk is, noem je HOOFDZAKEN.
Hoofdzaken vind je vaak in de inleiding en in het slot en in de kernzin van de alinea. De kernzin is de meestal de eerste of de laatste zin van een alinea.

Ook tussenkopjes en andersgedrukte woorden helpen je de hoofdzaken te vinden.

Slide 10 - Slide

Kernzinnen
- in een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak

- andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen

Slide 11 - Slide

Kernzinnen
- een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea

- soms is er geen duidelijke kernzin. Die moet dan zelf gemaakt worden door een zin te maken met het kernwoord

Slide 12 - Slide

Samenvatten
- een samenvatting is een zelfgemaakte, korte weergave van de belangrijkste dingen (de hoofdzaken) uit een tekst

- verwerk hoofdzaken in de samenvatting, laat bijzaken weg
- formuleer de samenvatting in je eigen woorden

Slide 13 - Slide

Samenvatten
- je gebruikt je eigen woorden in een samenvatting om jezelf te dwingen de leerstof te lezen, te verwerken en te begrijpen. Je legt zo verbanden met kennis die je al hebt.

- het is minder nuttig om teksten letterlijk over te nemen.

Slide 14 - Slide

Aan de slag! Hoofdstuk 1, Lezen
  • Gezamenlijk lezen en maken opdracht 2 
  • Zelfstandig of in overleg met buurman/buurvrouw: verder werken aan opdracht 3
  • Maak jouw selfie (2e lesuur)
  • Klaar? 

Slide 15 - Slide

Afsluiting
  • Herhaling lesdoelen: 
    -uit welke drie delen bestaat een tekst?
    -wat is een onderwerp? 
    -wat is een deelonderwerp?

  • Huiswerk: maken Hoofdstuk 1 Lezen, opdracht 4
     
  • Wat vonden jullie van de les? 
  • Zijn er nog vragen?

  • Volgende les: bespreken huiswerk & verderwerken: Lezen Hoofdstuk 1 

Slide 16 - Slide

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 17 - Slide

De tekst bestaat uit vier zinnen. Wat is volgens jou de belangrijkste zin?

Slide 18 - Open question

Als zin 2 de belangrijkste zin van de tekst is,
wat is dan het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Adviseren
D
Overhalen

Slide 19 - Quiz

Als zin 3 de belangrijkste zin van de tekst is,
wat is dan het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Adviseren
D
Overhalen

Slide 20 - Quiz

Wat zijn hoofdzaken in een tekst?
A
Wat belangrijk is in een tekst
B
Wat minder belangrijk is in een tekst

Slide 21 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 22 - Quiz

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin?
A
In het midden
B
Meestal aan het begin, soms aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Die kan overal staan

Slide 23 - Quiz

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 24 - Quiz

Wat staat er vaak in een kernzin?
A
Minder belangrijke dingen
B
Een samenvatting
C
Een hoofdzaak
D
Een tussenkopje

Slide 25 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij
C
De samenvatting van een tekst
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin samengevat

Slide 26 - Quiz

Waar staat de hoofdgedachte van een tekst vaak?
A
In het middenstuk
B
In de samenvatting
C
In de inleiding of in het slot
D
Dat kun je nooit weten

Slide 27 - Quiz

GELEERD?

- je kunt kernzinnen van alinea's  herkennen 
- je kunt hoofdzaken herkennen
- je kunt het verschil zien tussen bijzaken en hoofdzaken
- je kunt de hoofdgedachte herkennen
KERNZINNEN, HOOFDZAKEN 
EN HOOFDGEDACHTE IN EEN TEKST 

Slide 28 - Slide

Uit welke drie onderdelen bestaat een tekst?
A
Inleiding, onderwerp en hoofdgedachte
B
Inleiding, slot en hoofdgedachte
C
Inleiding, middenstuk en slot
D
Middenstuk, slot en hoofdgedachte

Slide 29 - Quiz

Om het onderwerp van een tekst te vinden, stel je de vraag:
A
Wat vindt de schrijver van de tekst?
B
Waar gaat deze tekst over?
C
Wat vind ik van de tekst?

Slide 30 - Quiz

Het onderwerp van de tekst noteer je in:
A
Een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.

Slide 31 - Quiz

Om de hoofdgedachte van een tekst te vinden, stel je de vraag:
A
Wat vind ik van de tekst?
B
Wat vindt de schrijver van de tekst?
C
Wat is het belangrijkste dat de schrijver over het onderwerp zegt?

Slide 32 - Quiz