Verhoudingen 1

Welkom!

1 / 30
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Herhalingsopdracht 

Wat zijn verhoudingen 
Verkleinen en vergroten
Breuken en verhoudingen
Verdelingen 


Slide 2 - Slide


Vul in: = , > (groter dan) , < (kleiner dan)

30% van 5000 ... 80% van 1875

A
=
B
>
C
<
D
?

Slide 3 - Quiz


Vul in: = , > (groter dan) , < (kleiner dan)

101% van 2200 ... 99% van 2300

A
=
B
>
C
<
D
?

Slide 4 - Quiz

Wat zijn verhoudingen?

Slide 5 - Mind map

Verhoudingen
Een verhouding is een rekenkundig verband tussen twee getallen
Vb. prijs per stuk, ingrediënten per persoon, enz

Om hier makkelijk me te rekenen maken we gebruik van een verhoudingstabel

Slide 6 - Slide

Hoe maak je een verhoudingstabel? 
Vb. Op een school met 300 leerlingen hebben 40 leerlingen groene ogen. Hoeveel leerlingen zullen volgens deze verhouding groene ogen in een klas van 30? 

Slide 7 - Slide

Hoe maak je een verhoudingstabel? 
Vb. Op een school met 300 leerlingen hebben 40 leerlingen groene ogen. Hoeveel leerlingen zullen volgens deze verhouding groene ogen in een klas van 30? 

Slide 8 - Slide

Hoe maak je een verhoudingstabel? 
Vb. Op een school met 300 leerlingen hebben 40 leerlingen groene ogen. Hoeveel leerlingen zullen volgens deze verhouding groene ogen in een klas van 30? 
Totaal
Groen
School
Klas 

Slide 9 - Slide

Hoe maak je een verhoudingstabel? 
Vb. Op een school met 300 leerlingen hebben 40 leerlingen groene ogen. Hoeveel leerlingen zullen volgens deze verhouding groene ogen in een klas van 30? 
Totaal
Groen
School
300
40
Klas 
30
?

Slide 10 - Slide

Hoe reken je met een verhoudingstabel 
1. Kijk in de tabel voor iets dat opvalt 
2.  Voeg een eenheidstabel toe 
3. Kruislings vermenigvuldigen  

Slide 11 - Slide

Wat valt op?
Totaal
Groen
School
300
40
Klas 
30
?
300:10 = 30 De klas is dus 10x zo klein als de school. 
40:10 = 4 Er zouden dus 4 leerlingen zijn met groene ogen per klas. 

Slide 12 - Slide

In één bioscoopzaal met 70 bezoekers eten er 15 popcorn. In totaal zijn er 60 porties popcorn verkocht.

Hoeveel bezoekers waren er die avond bij Foroxity?

Slide 13 - Open question

2. Voeg een eenheidstabel toe
Appels 
zak 
doosje 
Prijs (€)
2,-
Aantal 
10
Reken met een eenheidstabel
Hoeveel betaal je voor 1 appel? 
1

Slide 14 - Slide

2. Voeg een eenheidstabel toe
Appels 
zak 
doosje 
Prijs (€)
2,-
Aantal 
10
Reken met een eenheidstabel
Hoeveel betaal je voor 1 appel? Als 10 appels 2,- kosten, 
kost 1 appel 2,- : 10 = 0,20 
0,20
1

Slide 15 - Slide

2. Voeg een eenheidstabel toe
Appels 
zak 
doosje 
Prijs (€)
2,-
0,80
Aantal 
10
Reken met een eenheidstabel
Hoeveel betaal je voor 1 appel? Als 10 appels 2,00 kosten, 
kost 1 appel 2,- : 10 = 0,20.
Dan kosten 4 appels 0,20 x 4 = 0,80. 
0,20
1

Slide 16 - Slide

Op dit moment kost 3 gram goud €124,50.

Voor 17 gram goud krijg je dus € ..... .

Slide 17 - Open question

3. Kruislings vermenigvuldigen 
Dit is een regel die ALTIJD toegepast kan worden. 
Je verhoudingstabel moet wel kloppen 
500
200
123

Slide 18 - Slide

3. Kruislings vermenigvuldigen 
Dit is een regel die ALTIJD toegepast kan worden. 
Je verhoudingstabel moet wel kloppen 
?
500
200
123

Slide 19 - Slide

3. Kruislings vermenigvuldigen 
?
500
200
123
Vermenigvuldig de twee getallen die tegenover elkaar staan. Deel hierna door het getal tegenover het vraagteken.

? = 200 x 500 : 123 

Slide 20 - Slide

Voor een recept van 12 koekjes heb je 112g boter nodig. Hoeveel boter is er nodig voor 21 koekjes?

Slide 21 - Open question

Breuken en verhoudingen
Rekenen met breuken, maar dan met rekenmachine. 
vb. Ik heb dit weekend       van gekeken van Seizoen 3.  


Elk seizoen heeft 10 afleveringen. 
Hoeveel afleveringen heb ik gister gekeken?   
Hoeveel afleveringen heb ik in totaal gezien als ik gister begonnen ben aan S3? Hoeveel tijd heeft dit geduurd als een aflevering 50 min duurt?
51

Slide 22 - Slide

Verdelingen
Verdelingen zijn speciale verhoudingen waarbij je kijkt naar de losse delen en minder naar het totaal.

Vb. Ranja:  op de fles staat de verdeling 1:7 

Wat betekend dit?

Slide 23 - Slide

Ranja 1:7 
1 deel siroop en 7 delen water 
geeft 8 delen ranja. 
Siroop 
1
Water 
7
Ranja
8

Slide 24 - Slide

Ranja 1:7 
Welke vraag zou je hierbij kunnen stellen? 
Siroop 
1
700 ml = 1 fles
Water 
7
Ranja
8

Slide 25 - Slide

Ranja 1:7 
Hoeveel water heb je nodig voor een fles siroop?
Hoeveel ranja maak je met een fles siroop?
Siroop 
1
700 ml 
Water 
7
7 x 700 = 4900 ml
Ranja
8
8 x 800 = 5600 ml

Slide 26 - Slide

Hoeveel ml siroop heb je nodig voor een glas van 250 ml 
Siroop 
1
Water 
7
Ranja
8

Slide 27 - Slide

Hoeveel ml water heb je nodig voor een glas ranja van 250 ml.  
Siroop 
1
Water 
7
Ranja
8
250 ml

Slide 28 - Slide

Hoeveel ml water heb je nodig voor een glas ranja van 250 ml.  
Siroop 
1
250 : 8 = 31,25 ml
Water 
7
250 - 31,25 = 218,75 ml
Ranja
8
250 ml

Slide 29 - Slide

Voor volgende les
HS Verhoudingen: 
          • Vergroten en verkleinen
          • Breuken en verhoudingen
          • Verdelingen 


Slide 30 - Slide