BSR 21/5 2ha Grammatica WS ww in samengestelde zinnen

Open alvast je boek op blz. 228-229.
en lees het groene blokje theorie.
Log alvast in op LessonUp!
§12: Werkwoordsoorten
in samengestelde zinnen

Voordat we beginnen:
WELKOM 2HA
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
timer
4:00
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Open alvast je boek op blz. 228-229.
en lees het groene blokje theorie.
Log alvast in op LessonUp!
§12: Werkwoordsoorten
in samengestelde zinnen

Voordat we beginnen:
WELKOM 2HA
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
timer
4:00

Slide 1 - Slide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Lesdoelen.
2. Herhaling werkwoordsoorten.
3. Uitleg §12: de werkwoordvormen samengestelde zinnen.
4. Klassikale check.
5. Tijd voor huiswerk (zelfstandig of in tweetallen).
6. Afsluiten

Slide 2 - Slide

  • Je weet het verschil tussen de drie werkwoordvormen.
  • Je kunt in een samengestelde zin vaststellen of een werkwoord een zelfstandig, hulp- of koppelwerkwoord is.
Lesdoelen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Grammatica woordsoorten
Zinnen bestaan uit woorden. Die woorden kun je indelen in soorten. Je kunt van elk woord in een zin bepalen bij welke woordsoort het hoort. Zo ontdek je hoe een taal is opgebouwd.

Slide 5 - Slide

§6: Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
blz. 216-217

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Zelfstandige werkwoorden
Een werkwoord is een woord dat je kunt doen: fietsen, leren, werken, eten. Maar een werkwoord kan je ook overkomen: vallen, struikelen, krijgen.
Als we weten wat er wordt bedoeld met een bepaald werkwoord, dan noem je dat een zelfstandig werkwoord.

Slide 9 - Slide

Koppelwerkwoorden
Koppelwerkwoorden koppelen altijd een eigenschap aan het onderwerp in de zin. Ze zijn onderdeel van het naamwoordelijk gezegde (het onderwerp van de zin is of wordt iets). 

We kennen de volgende koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

Jullie presentatie is [heel grappig].
Olivia wordt [snel boos].
Bart blijft de hele dag op zijn kamer.

Slide 10 - Slide

Hulpwerkwoorden
Let op: sommige werkwoorden hebben van zichzelf geen duidelijke betekenis: hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen. Daarom 'helpen' deze woorden altijd een ander werkwoord. Dit is de reden dat we deze werkwoorden hulpwerkwoorden noemen.
 
Sommige opdrachten kunnen lastig zijn.
Vanavond zouden we pizza kunnen eten.

Slide 11 - Slide

Wie heeft nog een vraag over
de drie soorten werkwoorden?

Slide 12 - Slide

§12: Zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord en
koppelwerkwoord in samengestelde zinnen
blz. 228-229

Slide 13 - Slide

Zelfstandig werkwoord, koppel-werkwoord en hulpwerkwoord in samengestelde zinnen
{hz Katrien Duck is ziek ( bz doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten), ( bz zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs).

Deze samengestelde zin bevat zes werkwoorden.
Hoe stel je van elk werkwoord de woordsoort vast: zelfstandig werkwoord (zww), koppelwerkwoord (kww) of hulpwerkwoord (hww)?

Slide 14 - Slide

Vaststellen
{hz Katrien Duck is ziek (bz doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten), (bz zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs).

De voorbeeldzin bestaat uit drie delen: een hoofdzin en twee bijzinnen. Elk van die delen is zelf een enkelvoudige zin. Je hebt geleerd hoe je in zo’n enkelvoudige zin vaststelt of een werkwoord een zww, kww of hww is. Die aanpak gebruik je ook bij enkelvoudige zinnen die samen een samengestelde zin vormen.

Slide 15 - Slide

Zo bepaal je in een samengestelde zin met welk soort werkwoord je te maken hebt:

1. Verdeel de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen. Zet strepen tussen de zinnen.

2. Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast: werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng).

3. Pas daarna per zin de regels van pararaaf 6: zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord toe.


Slide 16 - Slide

Stap 1: De samengestelde zin bestaat uit de enkelvoudige zinnen:
Katrien Duck is ziek, (1) /
doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten (2) /
zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs. (3)

Stap 2: zin 1: ng: is [ziek]
zin 2: wg = heeft gegeten
zin 3: wg = zal kunnen optreden

Stap 3: zin 1: ng met één werkwoord → is = kww
zin 2: wg met twee werkwoorden → heeft (= pv) = hww, gegeten = zww
zin 3: wg met drie werkwoorden → zal (= pv) = hww, kunnen = hww, optreden = zww


Slide 17 - Slide

Uitlegfilmpje!

Slide 18 - Slide

Samen maken:
Opdracht 1 (abc).
blz. 229.

Slide 19 - Slide

Aan het werk
Optie A:
Huiswerk voor de volgende les
Klaar?
Vooruitwerken
Wat?
Cursus 5, §12: Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord in een samengestelde zin. 

Opdracht 1 t/m 4 (blz. 228-229).

Kies zelf of je de opdrachten in je boek of in de online leeromgeving maakt.

Werk alvast verder aan Cursus 5, 
§14: Betrekkelijk voornaamwoord
(blz. 232-233). 

Kies zelf of je deze paragraaf in je boek of op je iPad maakt.

Lees het groene stukje theorie goed door voordat je aan de opdrachten begint!



timer
20:00

Slide 20 - Slide

  • Je weet het verschil tussen de drie werkwoordsoorten.
  • Je kunt in een samengestelde zin vaststellen of een werkwoord een zelfstandig, hulp- of koppelwerkwoord is.
Lesdoelen

Slide 21 - Slide

''Ik kan aan iemand anders uitleggen wat het verschil is tussen de drie soorten werkwoorden.''
0 = echt (nog) niet / 10 = zeker wel
010

Slide 22 - Poll

''Ik kan de werkwoordvormen herkennen in samengestelde zinnen.''
0 = echt (nog) niet / 10 = zeker wel
010

Slide 23 - Poll

Welke woordsoort vind je nog lastig te benoemen
in een samengestelde zin?

Slide 24 - Mind map