6.2 Verteringsstelsel

6.2 Verteringsstelsel
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

6.2 Verteringsstelsel

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je leert welke weg je voedsel aflegt door je verteringskanaal;
  • Je leert in welke organen je voedsel wordt verteert en hoe deze organen dat doen. 

Slide 2 - Slide

Vertering
  • Doel = voedingsstoffen klein genoeg maken om op te nemen in bloed.

  • Het afbreken van grote moleculen (macromoleculen, polymeren) tot kleine moleculen (monomeren) met behulp van verteringsenzymen.

  • Alles wat bruikbaar is neem je op in je darmen, restanten (onverteert/onverteerbaar) poep je uit.

Slide 3 - Slide

Welke moeten verteerd worden?
Wel:                                                                                    Niet:
Eiwitten
Koolhydraten
Mineralen
Vitamines
Vetten
Water

Slide 4 - Drag question

Verteringsstelsel
  • Mondholte
  • Slokdarm
  • Maag
  • Twaalfvingerige darm
  • Dunne darm
  • Blindedarm
  • Dikke darm
  • Endeldarm

Slide 5 - Slide

Mechanische & Chemische vertering
  • Mechanische vertering: Kleiner maken en mengen van ingeslikt voedsel. Kauwen en kneden
    Belangrijk: zorgt voor oppervlaktevergroting!!

  • Chemische vertering: Verkleinen van macromoleculen (de voedingsstoffen) tot monomeren met behulp van enzymen.
    Ofwel enzymatische vertering: enzymen knippen grote voedingsstoffen kleiner.



Slide 6 - Slide

Juist of Onjuist?
Het kauwen van voedsel noem je mechanische vertering.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Juist of onjuist?

De inwerking van speeksel op het voedsel in de mond noem je chemische vertering.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Tanden
  • Melkgebit & volwassen gebit.
  • Mechanische verkleining => voedsel in kleine delen knippen en vermalen.

  • Oppervlaktevergroting bij verteringsproces door kauwen:
  • Waarom is dat nuttig?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Waarom kauwen?
Verteringssappen moeten het eten goed kunnen verteren



Klein kauwen maakt oppervlak groter

Slide 15 - Slide

Gebit - oppervlaktevergroting

Slide 16 - Slide

Enzymen
Enzymen zijn heel selectief bij de vertering, door hun vorm.
Net als een puzzelstukje past een enzym precies op 1 plaats.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Mondholte
  • Vertering start al in de mond
  • 6 speekselklieren => produceren speeksel.

  • Speeksel: verteringssap met het enzym (amylase) 
  • Breekt zetmeel (koolhydraat) af.


Slide 19 - Slide

Slokdarm
  • Vervoeren van voedselbrij richting de darm.
  • Darmperistaltiek => knijpbeweging die voedsel voort duwt.

  • Kringspieren en lengtespieren trekken om de beurt samen.
  • Kringspieren maken het smaller (samentrekken)
  • Lengtespieren maken het wijder 
  • Peristaltische bewegingen ook in de maag en darmen

Slide 20 - Slide

Maag
  • Opslagplaats (kan veel voedsel in)

  • Wand produceert maagsap (2,5L/ 24h)
  • Maagsap = enzymen + zoutzuur + slijm
  • Zoutzuur pH 1,5 => doodt bacteriën.

  • Slijm beschermt maagwand tegen zoutzuur.
  • Peptase verteert eiwitten tot peptiden.


Slide 21 - Slide

Wanneer mag eten uit de maag?

Slide 22 - Slide

Welke voedingsstoffen zijn er al deels verteerd als het eten in de maag zit?

Slide 23 - Open question

Maagportier
  • De kringspier tussen de maag en de darmen.

  • Twaalfvingerige darm = eerste stukje darm na de maag.

  • Gaat open als eten ertegen duwt. 
  • Gaat daarna pas weer open als de zure brei minder zuur is geworden door het alvleessap wat er in de 12-v darm bij komt. 

Slide 24 - Slide

Maag

Slide 25 - Slide

Twaalfvingerige darm
  • Eerste deel van je dunne darm

  • Afvoerbuizen vanaf de alvleesklier en galblaas
  • Alvleessap - pH8, en enzymen die koolhydraten, vetten en eiwitten (verder) verteren

  • Hoge pH neutraliseert maagsap en bij deze pH werken de enzymen het beste

Slide 26 - Slide

Lever en Galblaas
  • Lever maakt gal
  • Gal wordt opgeslagen in galblaas
  • Bij vet eten komt gal in 12-vingerige darm
  • Grote vetdruppels worden klein gemaakt = emulgeren

Slide 27 - Slide

Gal en alvleessap

Slide 28 - Slide

Juist of onjuist.
Gal verteert vetten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

Waar wordt vet verteerd?
In de ...
A
Mondholte
B
Maag
C
Twaalfvingerige darm
D
Dikke darm

Slide 30 - Quiz

Dunne darm
  • 5 m lang
  • Darmsapklieren => Toevoegen enzymen laatste stap vertering


  • Koolhydraten => monosacharide
  • Eiwitten => aminozuren
  • Vetten => vetzuren en glycerol


  • Opname voedingsstoffen en verteringsproducten


Slide 31 - Slide

Dunne darm

Slide 32 - Slide

Welke verteringsproducten worden opgenomen door de dunne darm?
A
Enkelvoudige suikers, vetten, en aminozuren
B
Alle suikers, vetzuren, fosfaten en aminozuren
C
Enkelvoudige suikers, vetzuren en aminozuren

Slide 33 - Quiz

Blinde en dikke darm
  • 1,5 m lang
  • Blinde darm - appendix

  • Darmflora
  • Vitamine K en water resorptie

  • Ontlasting = onverteerde voedselresten, darmbacteriën, afvalstoffen, water, slijm.

Slide 34 - Slide

Blinde darm, dikke darm en endeldarm

Slide 35 - Slide

Bacteriën in je darm helpen bij de vertering.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Te veel stoffen
  • Additieven => geur, kleur en smaakstoffen.
  • ADI-waarde => hoeveelheid die mensen per kg lichaamsgewicht kunnen eten zonder risico op gezondheidsklachten 

Slide 37 - Slide

ADI staat voor
A
Algemene dagelijkse inname
B
Aanvaardbare dagelijkse inname
C
Algemene daadwerkelijke inname
D
Aanvaardbare daadwerkelijke inname

Slide 38 - Quiz

Huiswerk
Paragraaf 6.2: Verteringsstelsel
Maken opdracht 1 t/m 16.

Slide 39 - Slide

Huiswerk
Paragraaf 6.2: Verteringsstelsel
Maken opdracht 1 t/m 16.

Slide 40 - Slide

Het gebit
  • Een gebit bestaat uit verschillende gebitselementen
  • Iederen kies/tand heeft eigen vorm, bouw en functie.
  • snijtanden ->  functie = afbijten van voedsel
  • hoektanden -> functie is het vastgrijpen van een prooi en het afscheuren van voedsel
  • kiezen -> functie is het malen en kauwen van voedsel.




Slide 41 - Slide

Vertering
Vertering is het omzetten van voedingsstoffen in verteringsproducten.
Verteringsklieren maken verteringssappen:
  • speekselklieren (speeksel_
  • maagsapklieren (maagsap)
  • de lever  (gal) en de alvleesklier(sap)
  • darmsapklieren (in de dunne darm)
Deze sappen zetten voedingsstoffen om in verteringsproducten. 
Die laatste worden vanuit de dunne darm opgenomen in het bloed.

Slide 42 - Slide

Tandformules

Slide 43 - Slide