1H week 14 P3 les 1 Grammatica uitleg meewerkend voorwerp

Welkom 1H
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 1H
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Slide 1 - Slide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Vandaag
Redekundig ontleden
H22
Meewerkend voorwerp

Slide 3 - Slide

Te behandelen grammatica Kern P3
Taalkundig ontleden
H5 Grammatica in talen behandeld
H6 Zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord behandeld
H7 Werkwoordsvormen behandeld
H35 Voornaamwoorden (persoonlijk, betrekkelijk, bezittelijk, aanwijzend) behandeld
H36 Bijwoord & voorzetsel behandeld

Redekundig ontleden
H20 Persoonsvorm & onderwerp behandeld
H21 Soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde behandeld
H22 Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp behandeld
H37 Voorzetselvoorwerp & bijwoordelijke bepaling uitleg week 15

Week 15: oefentoets

Slide 4 - Slide

Lesdoelen 

Je leert hoe je het meewerkend voorwerp herkent in een zin. 

Slide 5 - Slide

Herhaling vorige les

Lijdend voorwerp

Slide 6 - Slide

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp is ook een zinsdeel.
Niet alle zinnen hebben een lijdend voorwerp!

Hoe vind je het LV?

1. Noteer het OW en WG
2. Stel de vraag: Wat/Wie + WG + OW
Antwoord = LV

Slide 7 - Slide

Lijdend voorwerp
1. Noteer het OW en WG
2. Stel de vraag: Wat/Wie + WG + OW
Antwoord = LV

Tom (OW)| leest (WG) |een mooi boek| in zijn vrije tijd. 
1. Tom = OW 
    leest = WG
2. Wat leest Tom? Een mooi boek = LV

Slide 8 - Slide

Lijdend voorwerp

Mascha | koopt | altijd | drop.

PV: koopt
OW: Mascha
Wie/Wat + WG + OW = LV
Wat koopt Mascha? drop
LV: drop

Slide 9 - Slide

Meewerkend voorwerp

Slide 10 - Slide

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp kan in een zin staan, maar dat hoeft niet. Er staat altijd maar maximaal één meewerkend voorwerp (mv) in een zin.

Om het meewerkend voorwerp te vinden is het belangrijk dat je de zinsdelen in de juiste volgorde ontleedt. Je begint met het zoeken van de persoonsvorm en het onderwerp van de zin, vervolgens verdeel je de zin in zinsdelen en dan ga je op zoek naar het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp in de zin. Pas als je al het bovenstaande begrijpt, ga je verder met het meewerkend voorwerp.



Slide 11 - Slide

Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp (mv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
meewerkend voorwerp: aan/voor wie + (werkwoordelijk) gezegde + onderwerp + (lijdend voorwerp)?
Let op: Het voorzetsel 'aan' of 'voor' kan bijna altijd worden weggelaten of toegevoegd bij het meewerkend voorwerp.


Slide 12 - Slide

Meewerkend voorwerp
Voorbeelden
Hij heeft aan Sanne een cadeau gegeven.
pv: heeft
zinsdelen maken
wwg: heeft gegeven
ow: wie/wat heeft gegeven?:hij
lv: wie/wat heeft hij gegeven?: een cadeau
mw: aan (voor) wie heeft hij een cadeau gegeven?: aan Sanne
Let op: in deze zin kun je eenvoudig het voorzetsel ‘aan’ weglaten: ‘Hij heeft Sanne een cadeau gegeven.’ Als dat kan, weet je dus al dat je te maken hebt met een meewerkend voorwerp.


Slide 13 - Slide

Meewerkend voorwerp
Vorige week wilden Bart, Kees en Ben een cadeaubon gaan kopen voor de jarige juf.
pv: wilden
zinsdelen maken
wwg: wilden gaan kopen
ow: wie/wat wilden gaan?: Bart, Kees en Ben
lv: wie/wat wilden Bart, Kees en Ben gaan kopen?: een cadeaubon
mv: voor wie wilden Bart, Kees en Ben een cadeaubon gaan kopen?: voor de jarige juf

Slide 14 - Slide

Meewerkend voorwerp
Ik hang mijn jas aan de kapstok.
pv: hang
zinsdelen maken
wwg: hang
ow: wie/wat hang(t)?: ik
lv: wie/wat hang ik?: mijn jas
mv: aan/voor wie hang ik?: geen mv in deze zin!

Slide 15 - Slide

Huiswerk nakijken

H21 opdracht 3, 4, 6 en 7 
H22 opdracht 1

Slide 16 - Slide

Huiswerk
Maken H22 opdracht 4, 5, 7 en 8

Slide 17 - Slide

Aan de slag: keuze


  • Kleurplaat woordsoorten
  • Huiswerk
  • PO

Slide 18 - Slide


Is de opdracht duidelijk?

Slide 19 - Slide

Volgende les

We gaan verder met redekundig ontleden: 
H37 voorzetselvoorwerp

Slide 20 - Slide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald

Ik kan in een zin bepalen wat het meewerkend voorwerp is. 

Slide 21 - Slide

Hoe ging deze les?
Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Slide 22 - Slide

Fijne dag

Slide 23 - Slide