Les 2.2 - oefentoets

Planning tot toetsweek - V4.nat 6
do
Herhaling H3 
ma (blokuur)
Herhaling H3 + H2
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Planning tot toetsweek - V4.nat 6
do
Herhaling H3 
ma (blokuur)
Herhaling H3 + H2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning tot toetsweek - V4.nat 7
wo (blokuur)
Herhaling H3
vr
Herhaling H2
wo (blokuur)
Oefentoets maken
vr
Oefentoets bespreken + vragenrondje

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Les 2.2 
oefentoets
Lesplanning:
  1. Herhaling H4 a.d.h.v. twee opgaven
  2. Oefentoets H4
    in drie- of viertallen
  3. kahoot s,t- en v,t-diagram

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 4
Je kent / kunt ...
  • de verschillende soorten krachten en de richting waarin ze werken;
  • gewicht, zwaartekracht en normaalkracht;
  • de zwaartekracht, luchtweerstand, veerkracht, rolweerstand en schuifweerstand berekenen;
  • 2e wet van Newton (F = m * a) toepassen;
  • 3e wet van Newton (actie = reactie).

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 4
Je kunt ...
  • krachten op schaal tekenen;
  • krachten samenstellen;
  • krachten ontbinden (in componenten);
  • krachtcomponenten berekenen;

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeldopgave
Een vliegtuig stijgt onder een hoek van 15⁰ omhoog de lucht in. De massa van het vliegtuig is 20*10³ kg en het vliegtuig versnelt met 0,95 m/s². De stuwkracht (voorwaartse kracht) op het vliegtuig is 11*10⁴ N. Loodrecht op de vleugens van het vliegtuig werkt de zogenaamde liftkracht. 

A. Bereken de grootte van de liftkracht.
B. Bereken de luchtwrijvingskracht. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

α = 15 ⁰
m = 20*10³ kg --> Fz = 196,2 kN
a = 0,95 m/s² 
Fstuw = 11*10⁴ N
Flift = ?
Fw,lucht = ?


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Oefenopgave
Een leerling maait het gras met een grasmaaier met een massa van
3,5 kg. De hoek tussen de ondergrond en de grasmaaier is
35 graden. De leerling duwt hard genoeg dat de grasmaaier nét in beweging komt. De kracht Fduw die hij uitoefent is 150 N. Bereken of bepaal de wrijvingscoëfficiënt f.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

m = 3,5 kg  --> Fz = 34,33 N
Fnetto = 0 N
Fduw = 150 N
f = ? 


Bepaal de wrijvingscoëfficiënt f.
Fw,schuif=fFn
timer
12:00

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

m = 3,5 kg  --> Fz = 34,33 N
Fnetto = 0 N
f = ? 


Bereken de wrijvingscoëfficiënt f.
Fw,schuif=fFn
  • Fduw,loodrecht = sin (35) * Fduw 
                                     
    = sin (35) * 150 = 86,04 N
  • FN = Fz + Fduw,loodrecht
            = 34,33 + 86,04 = 120,4 N 

  • Fw,schuif = Fduw,II = cos(35)*150 = 122,9 N

  • f = Fw,schuif / Fn = 122,9 / 120,4
        = 1,0

Slide 10 - Slide

This item has no instructions


Oefentoets
  • In drie- of viertallen.
  • Verdeel de opgaven.
  • Nadat ieder zijn eigen deel (opgaven) heeft gemaakt maak je de volledige oefentoets als groep. Kom samen tot één antwoord.  
  • Lever de uitwerking van jullie groep in.
timer
40:00

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Kahoot
s,t- en v,t-diagram

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

King 
of the 
court
Na 2 goede antwoorden doordraaien.

Laptop op tafel om de vraag te bekijken.

Slide 13 - Slide

  • Klas verdelen in vijf groepen
  • stations zijn de hoeken van de klas + voor het bord. 
  • Groep voor het bord kan punten scoren
  • Elke groep bij aflopen timer een antwoord in de lucht.
  • Als de groep voor het bord het fout heeft:
    - komt de groep die het goed heeft voor het bord. Als meerdere groepjes het goed hebben is de groep die het dichtstbij het bord staat (met de klok mee) aan de beurt. De andere groepjes schuiven een plek door.
    - als alle groepjes het fout hebben  wordt er doorgedraaid met de klok mee.
Vraag 1
timer
1:00

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vraag 2
timer
1:00

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Vraag 3
timer
0:30

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Vraag 4
timer
1:00

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Vraag 5
timer
0:30

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Vraag 6
timer
1:00

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Vraag 7
timer
2:00

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Vraag 8
timer
0:20

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Vraag 9
timer
1:00

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Vraag 10
timer
1:30

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Vraag 2
timer
1:00

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Vraag 14
timer
0:30
Een auto trekt op met een versnelling van 3,0 m/s². Hoe groot is de gemiddelde snelheid na 4,0 s?
A. 12 m/s
B. 7 m/s
C. 6 m/s
D. 3 m/s

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Vraag 15
timer
0:20

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

In het figuur zie je het v,t-diagram van twee remmende auto's P en Q.
Welke uitspraak is juist?
A
De gemiddelde snelheid van beide auto's tijdens het remmen is gelijk.
B
De remvertraging van P is kleiner dan die van Q.
C
De remweg van P en Q is hetzelfde.
D
P heeft een kortere remweg.

Slide 27 - Quiz

  • Meerkeuzevraag beantwoorden.
  • Waarde op de assen noteren en de vertraging berekenen.
  • Eenheid m/s2
Twee auto's rijden op dezelfde weg, dezelfde kant op. Op het tijdstip t=0 s rijden beide auto's precies naast elkaar.
Welke bewering is waar?
A
Op tijdstip t = 5,0 s wordt auto P door auto Q ingehaald.
B
Op tijdstip t = 5,0 s ligt auto P 100 m voor op auto Q.
C
Op tijdstip t = 10 s wordt auto Q door P ingehaald.
D
Op tijdstip t = 10 s wordt auto P door Q ingehaald.

Slide 28 - Quiz

  • Meerkeuzevraag beantwoorden.
  • Waarde op de assen noteren en de vertraging berekenen.
  • Eenheid m/s2
Je gooit een bal recht omhoog. Op het hoogte punt...
A
zijn de snelheid en de versnelling nul.
B
is de versnelling van de bal niet nul, maar de snelheid wel.
C
is de snelheid van de bal niet nul, maar de versnelling wel.
D
zijn de snelheid en de versnelling van de bal niet nul.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Opgave 91 (pagina 87)
Of op een andere manier voorbereiden op de toets.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Een parachutespringer opent zijn parachute waardoor zijn snelheid
160 km/h afneemt. Zijn vertraging tijdens de sprong was gelijk aan 22 m/s². Tijdens deze vertraging heeft de springer 50 m afgelegd. Bereken de snelheid op het moment dat de parachutespringer zijn parachute opende.

Δv = 160 km/h = 44,44 m/s
a = 22 m/s² 
s = 50 m
v_begin = ?
  • a = Δv / Δt
    22 = 44,44 / Δt
    t = 44,44 / 22= 2,02 s

  • s = v_gem * t 
    50 = v_gem * 2,02
    v_gem = 50 / 2,02 = 24,75 m/s

  • v_begin = 24,75 + 22,22 = 47 m/s

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Een eenvoudige waslijn is niet zo sterk. Als je er hard aan trekt, kan hij knappen. Leg uit dat het daarom beter is de waslijn niet te strak te spannen.

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Eerste vraag
in het figuur.
A
Antwoord A
B
Antwoord B
C
Antwoord C
D
Antwoord D

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Tweede vraag
in het figuur.
A
Antwoord E
B
Antwoord F
C
Antwoord G
D
Antwoord H

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions