1. Voedselrelaties

Welkom vandaag 
Planning
  • Vragen?
  • Herhalen theorie vorige keer:
  • Toelichting nieuwe theorie                                                             Voedselkringloop
  • Is de toelichting duidelijk geweest? TEST
  • Aan het werk

M4 bestaat uit
- Voedselkringloop
- Waterkringloop
- Stroomkring
- Rekenen met het metriekstelsel

Proefwerk 25 juni (week 26)

Nu week 21
1 / 47
next
Slide 1: Slide
ScienceMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom vandaag 
Planning
  • Vragen?
  • Herhalen theorie vorige keer:
  • Toelichting nieuwe theorie                                                             Voedselkringloop
  • Is de toelichting duidelijk geweest? TEST
  • Aan het werk

M4 bestaat uit
- Voedselkringloop
- Waterkringloop
- Stroomkring
- Rekenen met het metriekstelsel

Proefwerk 25 juni (week 26)

Nu week 21

Slide 1 - Slide

Gebruikt voor 1 t:  23-04-2024 nb toen niet grondlagen besproken, blijkt wel onderdeel stof, daarom nu ingevoerd. En het is toch geen onderdeel van de stof volgens Yvette.
voor 1y 23 mei
Ook voor TOMs 1 al gebruikt 26 april 
TOMabc1: 30-05-2024 ; voor deze groep in  ItsLearning  een toetsje gemaakt. En open vragen op papier

Slide 2 - Slide

Week- datum
Onderwerp
Huiswerk
22- do 30 mei
Voedselkringloop
Werken aan de opdracht en bestuderen bronnen
23- do 6 juni
Voedselkringloop en Waterkringloop
Werken aan de opdracht voedselkringloop en bestuderen bronnen
24- do 13 juni
Waterkringloop en Stroomkring

Werken aan de opdracht Waterkringloop
Maken M4 rekenopgaven
25- do 20 juni
Herhalen stof voor de toets
26- 
Toets
Planning TOMS1

Slide 3 - Slide

Onderwerpen en opdrachten
Opdrachten
Inleverdatum (via ItsLearning)
Voedselkringloop
- opdracht 1 Voedselketen
- opdracht 2 Voedselweb
- opdracht 3 Voedselketen
- opdracht 4: Vragen maken (Word bestand)
Inleveren 14 mei 2024
Waterkringloop
- opdracht 1. Vragen maken (Word bestand)
- opdracht 2. Praktijk opdracht (wordt gepland)
Opdracht 1. 28 mei 2024
Opdracht 2. 22 mei
Stroomkring
- opdracht 1. Tekenen 2 schakelschema's
- maken M4 rekenopgaven
Opdracht 1: 11 juni
Bespreken tijdens de les/
zelf nakijken
Numeriek stelsel
Ja, voor jezelf blijven oefenen zie M1
Niets inleveren
Afsluitend
Toets
25 juni
Planning 1t

Slide 4 - Slide

Aan het eind van de les weet je...
...hoe een plant eet
...wat voor groepen dieren er zijn (op basis van voedsel)
...wat een voedselrelatie is
...hoe je voedselrelaties kan opschrijven
...hoe aantallen organismen te maken hebben met voedselrelaties

Slide 5 - Slide

Leerdoelen (herhaling)
Je weet (weer)
Welke stoffen bij fotosynthese gebruikt worden.
Welke stoffen bij fotosynthese ontstaan.
Waar de fotosynthese plaatsvindt
Wanneer fotosynthese plaatsvindt. 






Slide 6 - Slide

Voor fotosynthese is water nodig.
voor fotosynthese heeft een plant water, koolstofdioxide en licht nodig
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Vindt fotosynthese plaats in het donker?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Fotosynthese kan plaatsvinden in
Fotosynthese kan alleen in de bladgroenkorrel plaatsvinden. Bladgroenkorrels komen alleen in het blad voor, dus in de plant
A
Planten
B
Dieren
C
Bacteriën
D
Schimmels

Slide 9 - Quiz

Kan fotosynthese plaatsvinden in een maisplant?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Fotosynthese
Zonlicht
Koolstofdioxide
Glucose
Zuurstof
Water

Slide 11 - Drag question

Fotosynthese
Fotosynthese vindt plaats:
* In planten
* In de bladgroenkorrel
* In de groene delen van de plant
* Als er licht is

Water + Koolstofdioxide  --> Zuurstof + Glucose

Zonlicht (UV)

Slide 12 - Slide

Eten of gegeten worden

Slide 13 - Slide

Leerdoelen (kennis)
Je leert 
  • wat abiotische en biotische factoren zijn
  • wat een voedselweb is
  • wat een voedselketen is
  • wat het verschil tussen een voedselweb en voedselketen is






Slide 14 - Slide

Leerdoelen (vaardigheden)

  • Je kunt voedselrelaties in een voedselketen weergeven
  • Je kunt voedselrelaties in een voedselweb weergeven

Slide 15 - Slide

Leven in de natuur
Biotoop dat is een plek voor een organisme met de beste omstandigheden om te overleven

Omstandigheden worden beïnvloed door 
abiotische invloeden invloed uit levenloze natuur  

biotische invloeden: invloed van andere organismen
Voorbeelden:
Bos, weiland, stad en strand
niet leeft EN nooit heeft geleefd
leeft of heeft geleefd  (=dood)

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Voedselrelaties
Meest voorkomende relatie is voedselrelatie: A eet B eet C






Slide 18 - Slide

Voedselketen
De volgorde hoe soorten elkaar eten.



Begint altijd met een plant

Slide 19 - Slide

Voedselweb
Vos

Veldmuis

Gras

Slide 20 - Slide

Voedselweb
Vos                Havik

Veldmuis    Veldmuis

Gras                   Gras

Slide 21 - Slide

Producenten en consumenten
Alleen planten kunnen anorganische stoffen veranderen in organische stoffen.

Produceren = Maken
Producenten

Slide 22 - Slide

Producenten en consumenten
Dieren, schimmels en bacteriën hebben 
geen
bladgroenkorrels en moeten organische stoffen dus eten.

consumeren = eten

Slide 23 - Slide

Planteneters
Eten planten

2e schakel

Consument van de eerste orde
(eerste dieren in de keten)

Slide 24 - Slide

Vleeseter
Eten andere dieren

Alle volgende schakels

Consument van de tweede orde en hoger


Slide 25 - Slide

Alleseter
Eten planten en dieren.

2e schakel en hoger

Consument van de eerste orde en hoger

Slide 26 - Slide

Reducenten
Schimmels en Bacteriën

Afvaleters

Breken organische stoffen af tot anorganische stoffen.

Slide 27 - Slide

Voedselkringloop

Slide 28 - Slide

Voedselkringloop

1. Producenten: Dit zijn altijd groene planten. Met behulp van fotosynthese en mineralen maken zij glucose en andere voedingsstoffen. 

2. Consumenten: Dit zijn dieren en mensen. Zij eten de voedingsstoffen die de planten maken of ze eten elkaar.

Slide 29 - Slide

Voedselkringloop

3. Afvaleters: Dit zijn bodemdieren die het afval van producenten en reducenten eten. Ook zij zijn consumenten.

4. Reducenten: Dit zijn de schimmels en bacteriën die humus omzetten in mineralen. Deze mineralen kunnen dan weer door de planten gebruikt worden.

Slide 30 - Slide

Bodemdieren
Bodemdieren zijn kleine dieren die op de grond leven. Voorbeelden zijn kevers, regenwormen, (naakt)slakken, pissebedden etc. 

Slide 31 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?
Was de uitleg duidelijk en heb je alles begrepen?

Inloggen met je eigen naam 
timer
1:00
Let op de timer!

Slide 32 - Slide

Wat is de biotoop van een schaap?
A
het weiland
B
een aquarium
C
het bos
D
het moeras

Slide 33 - Quiz

Wat is geen abiotische invloed?
A
Licht
B
Warmte
C
Bodem
D
Voedsel

Slide 34 - Quiz

Slang
Planteneters
Vleeseters
Alleseters
Krokodil
olifant
Cavia
Chimpansee
Wasbeer

Slide 35 - Drag question

Waar staat een voedselketen?
A
rups-plant-vogel-kat
B
plant-vogel-rups-kat
C
vogel-rups-plant-kat
D
plant-rups-vogel-kat

Slide 36 - Quiz

Een biotische invloed...
A
Heeft te maken met de levende natuur
B
Heeft te maken met de levenloze natuur

Slide 37 - Quiz

Hoe wordt dit
genoemd (klikken
om groter te maken)
A
Voedselketen
B
voedselweb
C
Voedselkringloop

Slide 38 - Quiz

Producenten
Consumenten
Afvaleters
Reducenten
Mineralen

Slide 39 - Drag question

Kleine dieren zoals kevers en spinnen (afvaleters) horen bij de
A
Producenten
B
Consumenten
C
Reducenten

Slide 40 - Quiz

Plantenrijk
Dierenrijk
Dierenrijk
Schimmel en bacterierijk

Slide 41 - Drag question

Leerdoelen (kennis)
Je hebt geleerd
  • wat abiotische en biotische factoren zijn
  • wat een voedselweb is
  • wat een voedselketen is
  • wat het verschil tussen een voedselweb en voedselketen is






Slide 42 - Slide

Leerdoelen (vaardigheden)
Ga je de komende weken mee aan de slag:

  • Je kunt voedselrelaties in een voedselketen weergeven
  • Je kunt voedselrelaties in een voedselweb weergeven

Slide 43 - Slide

Aan de slag
Opdracht 1. Maak een voedselketen van jouw gekozen vogel
Opdracht 2. Maak een voedselweb van jouw voedselketen
Opdracht 3 Maak van je voedselweb een voedselkringloop
Opdracht 4. Beantwoord een aantal vragen

Volgende week 16 april: Praktijktoets
De week erop verder met bovenstaande opdracht
Zie ook ItsLearning
Inleveren 16 mei

Slide 44 - Slide

Voorbereiding praktijktoets
1. Wat zijn stofeigenschappen?
2. Wat test je met de indicator jood?
3. Hoeveel druppels joodoplossing gebruik je ?
4. Wat bepaal je met de indicator rodekoolsap?
5. Hoe maak je een oplossing? Let op de juiste volgorde!

Slide 45 - Slide

6. Hoe werk je veilig op een lab?
7. Hoeveel is een spatelpunt?
8. Hoeveel water voeg je toe?
9. In een buisje is een oplossing gemaakt. Met een indicator is zetmeel aangetoond. Kan ditzelfde buisje nu gebruikt worden voor het bepalen van de pH?
10. Hoe ruik je op aan een stof?


Slide 46 - Slide

11. Mag je proeven tijdens een practicum?
12. Wat doe je als je knoeit?
13. Hoeveel druppels rodekoolsap gebruik je om de te bepalen of de oplossing zuur is?
14. Hoe weet je of de oplossing zuur is?
15. Wat gebeurt er wanneer azijn bij calciumcarbonaat (krijtpoeder) wordt gedaan?

Slide 47 - Slide