Bekijk de zinnen. Je krijgt 3 minuten.
Daarna sluiten we het bord en begint het dictee.
1. U gaat met de roltrap naar boven.
2. Kan u mij helpen?
3. De docent draagt een rode trui.
4. Aan het einde van de gang gaat u linksaf.
5. Wie is er aan de beurt?
6. Is de kledingzaak in de buurt?
7. De kaas is in de aanbieding.
8. Kan ik contant betalen?
9. U rijdt rechtdoor tot aan de stoplichten.