19-23 mei start grammatica zinsdelen

19-23 mei start grammatica zinsdelen
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

19-23 mei start grammatica zinsdelen

Slide 1 - Slide

Welkom hv1a!
Ga lekker zitten en pak: 

 - je leesboek
 - je pen voor het nakijken van het s.o. werkwoordspelling van je klasgenoot
  
 












maandag 30 september 2024
maandag 19 mei 2025

Slide 2 - Slide

Planning van deze les:
  • s.o. werkwoordspelling nakijken;
  • lezen in je leesboek;
  • eventueel: krantenartikel kort bespreken.





Slide 3 - Slide

s.o. nakijken
Kijk het s.o. van een klasgenoot na met het correctiemodel.
Gebruik een andere kleur pen
Tel het aantal behaalde punten op.
Kijk het grondig na! 

TIJD:        30 minuten. 
KLAAR?  Lever het s.o. in bij mij.
                   Pak je leesboek en ga lezen.

timer
30:00

Slide 4 - Slide

Lezen in je leesboek
Je leest 10 minuten in stilte.


 
timer
10:00

Slide 5 - Slide

Evaluatie
  • je hebt het s.o. werkwoordspelling van een klasgenoot nagekeken.
  • Wat heb je daar zelf van geleerd?

Volgende les woensdag 21 mei:
  • we starten met Grammatica zinsdelen;
  • neem je leerwerkboek Nieuw Nederlands en je schrift mee.
 

Slide 6 - Slide

Welkom hv1a!
Ga lekker zitten en pak: 

 - je leerwerkboek Nieuw Nederlands 
 - je schrift
 - je leesboek
  
 












maandag 30 september 2024
woensdag 21 mei 2025

Slide 7 - Slide

Leerdoelen.
Aan het einde van deze les:
  • kun je de persoonsvorm in een zin vinden.
  • Kun je enkelvoudige zinnen in zinsdelen verdelen.

Planning van deze les:

  • Samen aan de de slag  - persoonsvorm
  • uitleg cursus 5 Grammatica zinsdelen
  • uitleg persoonsvorm (pv) en zinsdelen (zd).
  • Quiz over pv en zd
  • lezen in je leesboek - 10 minuten

Slide 8 - Slide

Taalvoutje

Slide 9 - Slide

IEDER GROEPJE WOORDEN GEEFT ANTWOORD OP VRAGEN!

Vanmiddag / de boom in de tuin / omhakken / gaat / mijn vader.
De fiets / gerepareerd / heeft / Jan / voor mij.
Elise / vijf euro / Sven / in de klas / gegeven / had / vanochtend

Slide 10 - Slide

DE ZINSVOLGORDE IS BELANGRIJK VOOR DE
BETEKENIS
Vanmiddag / de boom in de tuin / omhakken / gaat / mijn vader.
  • Vanmiddag / gaat / mijn vader / de boom in de tuin / omhakken.
  • Vanmiddag / gaat / de boom in de tuin / mijn vader / omhakken.

De fiets / gerepareerd / heeft / Jan / voor mij.
  • Jan / heeft / de fiets/ voor mij / gerepareerd.
  • De fiets / heeft / mijn vader / voor mij / gerepareerd.

Elise / vijf euro / Sven / in de klas / gegeven / had / vanochtend.
  • Sven / had / Elise / vanochtend / in de klas / vijf euro gegeven.
  • Elise / had / Sven / vanochtend / in de klas / vijf euro gegeven

Slide 11 - Slide

Cursus 5 grammatica zinsdelen
Komende weken doen we alle oneven paragrafen van cursus 5 Grammatica, de paragrafen met ZD:

§1 ZD Persoonsvorm (pv) en zinsdelen (zd) - VANDAAG
§3 ZD Werkwoordelijke gezegde (wwg)
§5 ZD Onderwerp (ow)
§7  ZD Lijdend voorwerp (lv)
§9 ZD Meewerkend voorwerp (mv)
§11 ZD Bijwoordelijke bepaling (bwb)

s.o. op woensdag 4 juni, telt twee keer.

Slide 12 - Slide

§1 persoonsvorm en zinsdelen
Persoonsvorm (pv) = werkwoord dat aangepast is aan het onderwerp. De persoonsvorm zegt iets over het aantal en de tijd. De persoonsvorm kan ook aangeven dat de zin vragend is.

De kat / eet / zijn voer.
De hooligans / belaagden / de politie.
Gisteren / heeft / mijn zusje / de afwas / gedaan.
Trucs om de pv te herkennen?
1)
2)
3)

Slide 13 - Slide

Trucs om de pv te vinden
1. Vraagproef - maak van de zin een ja/nee-vraag
Het werkwoord dat vooraan komt is de pv: Wil Twan graag wandelen in het bos?
2. Tijdsproef - zet de zin in een andere tijd (tt of vt). Het werkwoord dat verandert is de pv: Twan wil  wandelen in het bos. / Twan wilde  wandelen in het bos.
3. Getalsproef - verander enkelvoud in meervoud of andersom. De pv is het werkwoord dat verandert: Twan wil  wandelen in het bos. / Twan en ik willen  wandelen in het bos.


Slide 14 - Slide

Samen aan de slag
Quiz in Lesson Up. Open nu je laptop

Slide 15 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
Mijn moeder doet elke vrijdag boodschappen op de markt.

Slide 16 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
Op zondag ga ik altijd een heel eind wandelen met mijn hond.

Slide 17 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
Onze buurman is een echte sportman.

Slide 18 - Open question

Zinsdelen 
Doe de zinsdeelproef:
Probeer welke woorden je samen voor de persoonsvorm kunt zetten.
Kijk welke woorden altijd naast elkaar blijven staan als je de zin verandert

 Bijvoorbeeld:
- Na het zesde lesuur / mogen / de leerlingen / naar huis.
- De leerlingen / mogen / na het zesde lesuur / naar huis. 
- Naar huis / mogen / de leerlingen / na het zesde lesuur. 



Slide 19 - Slide

Verdeel de zin in zinsdelen:
Mijn moeder doet elke vrijdag boodschappen op de markt.

Slide 20 - Open question

Verdeel de zin in zinsdelen:
Op zondag ga ik altijd een heel eind wandelen met mijn hond.

Slide 21 - Open question

Verdeel de zin in zinsdelen:
Onze buurman is een echte sportman.

Slide 22 - Open question

Waar zijn de zinsdelen goed?
A
Anne/ en ik/ gaan vaak/ naar de bibliotheek.
B
Anne en ik/ gaan vaak naar de bibliotheek.
C
Anne en ik/ gaan/ vaak/ naar de bibliotheek.
D
Anne en ik gaan/ vaak/ naar de bibliotheek.

Slide 23 - Quiz

Waar zijn de zinsdelen goed?
A
Hoe laat / komt / de intercity / in Rotterdam / aan?
B
Hoe laat / komt / de intercity / in Rotterdam aan?
C
Hoe / laat / komt / de intercity / in / Rotterdam aan?
D
Hoe / laat / komt / de intercity in Rotterdam / aan?

Slide 24 - Quiz

Welke zinsdelen zijn goed?
A
Nirma / was / superblij / met / haar hoge / wiskundecijfer.
B
Nirma was / superblij / met haar hoge wiskundecijfer.
C
Nirma / was / superblij / met haar hoge wiskundecijfer.
D
Nirma was / superblij / met haar hoge / wiskundecijfer.

Slide 25 - Quiz

Evaluatie
  • Je kunt nu de persoonsvorm in een zin vinden.
  • Je kunt nu  enkelvoudige zinnen in zinsdelen verdelen.

Volgende les donderdag 22 mei:
  • we starten met Grammatica zinsdelen;
  • neem je leerwerkboek Nieuw Nederlands en je schrift mee.
 

Slide 26 - Slide

Lezen in je leesboek
Je leest 10 minuten in stilte.


 
timer
5:00

Slide 27 - Slide

Zelf maken
WAT        Woordzoeker of pictokraker oplossen
HOE?      Schrijf je naam erop en lever het in als je klaar bent.
TIJD:       20 minuten
KLAAR? Ga aan je huiswerk of lezen in je leesboek

timer
20:00

Slide 28 - Slide

Welkom hv1a!
Ga lekker zitten en pak: 

 - je leerwerkboek Nieuw Nederlands 
 - je schrift
 - je leesboek

 
  
 












maandag 30 september 2024
donderdag 22 mei 2025

Slide 29 - Slide

Jonge sla
Alles kan ik verdragen,
het verdorren van bonen,
stervende bloemen, het hoekje
aardappelen kan ik met droge ogen
zien rooien, daar ben ik
werkelijk hard in.
Maar jonge sla in september,
net geplant, slap nog,
in vochtige bedjes, nee.

Schrijver: Rutger Kopland

Slide 30 - Slide

Weet je het nog? Trucs om de pv te vinden
  1. Vraagproef - maak van de zin een ja/nee-vraag
  2. Het werkwoord dat vooraan komt is de pv: Wil Twan graag wandelen in het bos?
  3. 2. Tijdsproef - zet de zin in een andere tijd (tt of vt). Het werkwoord dat verandert is de pv: Twan wil  wandelen in het bos. / Twan wilde  wandelen in het bos.
  4. 3. Getalsproef - verander enkelvoud in meervoud of andersom. De pv is het werkwoord dat verandert: Twan wil  wandelen in het bos. / Twan en ik willen  wandelen in het bos.


Slide 31 - Slide

Zinsdelen 
Doe de zinsdeelproef:
Probeer welke woorden je samen voor de .......... kunt zetten.
  • Persoonsvorm
  • Kijk welke woorden altijd naast elkaar blijven staan als je de zin verandert

 Bijvoorbeeld:
Na het zesde lesuur / mogen / de leerlingen / naar huis.
  1. De leerlingen / mogen / na het zesde lesuur / naar huis. 
  2. Naar huis / mogen / de leerlingen / na het zesde lesuur. 
  3. Mogen / de leerlingen / na het zesde uur / naar huis?


Slide 32 - Slide

Cursus 5 grammatica zinsdelen
Komende weken doen we alle oneven paragrafen van cursus 5 Grammatica, de paragrafen met ZD:

§1 ZD Persoonsvorm (pv) en zinsdelen (zd) - woensdag 21 mei behandeld
§3 ZD Onderwerp (ow) - vandaag 
§5 ZD Werkwoordelijke gezegde (wwg)  vanaf volgende week
§7  ZD Lijdend voorwerp (lv)
§9 ZD Meewerkend voorwerp (mv)
§11 ZD Bijwoordelijke bepaling (bwb)

s.o. op woensdag 4 juni, telt twee keer.

Slide 33 - Slide

Leerdoelen.
Aan het einde van deze les:
  • kun je de persoonsvorm in een zin vinden.
  • Kun je enkelvoudige zinnen in zinsdelen verdelen.
  • Kun je het onderwerp in een zin vinden

Planning van deze les:

  • Herhalen persoonsvorm en zinsdelen 
  • Zelf aan de slag met krantenartikel en inleveren.
  • Opdrachten §1 persoonsvorm en zinsdelen maken.
  • Uitleg over §3 Onderwerp
  • lezen in je leesboek - 10 minuten

Slide 34 - Slide

Aan de slag 
WAT        Onderstreep of markeer de pv in de zinnen op de                                                                       voorkant van het krantenartikel (zie afbeelding). 
HOE        Zoek de pv met de vraagproef, tijdproef of getalproef
                 Overleg zachtjes met elkaar
HULP     Theorie Nieuw Nederlands, blz. 204
TIJD       5 minuten, daarna inleveren
KLAAR? Maak opdrachten 1 en 2 van §1 persoonsvorm en
                zinsdelen 

timer
5:00

Slide 35 - Slide

Aan de slag
WAT        Maak opdracht 1, 2 en 3 van §1 pv en zinsdelen. Opdracht twee doe ik voor.
HOE         in je boek blz. 205 of online bij cursus 5 grammatica, §1 persoonsvorm en                           zinsdelen. Overleg zachtjes met elkaar.
HULP      Theorie Nieuw Nederlands, blz. 204
TIJD        10 minuten, daarna kort bespreken
KLAAR?  Maak opdrachten 4, 5 en 6 van §1 persoonsvorm en
                  zinsdelen 

timer
10:00

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link

§3 Onderwerp (zinsdeel)
Onderwerp (ow) = diegene of datgene wat iets doet of overkomt. 
Bijvoorbeeld: Hanne oefent met haar ski's op de piste. Tom krijgt een koude douche. 
                                          pv                                                                 pv

Bijna iedere zin heeft een onderwerp. Wanneer niet?
  • Bij gebiedende wijs. Bijvoorbeeld: Snijd de tomaat in plakjes. Ga hier linksaf.

Hoe vind je het onderwerp in een zin? 



Slide 38 - Slide

Twee manieren om het onderwerp in een zin te vinden
Manier 1
  • Zoek de persoonsvorm en zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.  Bijvoorbeeld: Hanne  / oefent  / met haar ski's  / op de piste.
  • Stel de vraag Wie (Wat) + persoonsvorm? Wie oefent?
  • Het antwoord op die vraag is het onderwerp. Hanne is het onderwerp.

Manier 2
  • Zoek de persoonsvorm en zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.  Tom/ krijgt / een koude douche.
  • Verander de persoonsvorm van getal: enkelvoud wordt meervoud of andersom. Tom en Jan / krijgen/  een koude douche.
  • Het het zinsdeel dat mee verandert, is het onderwerp. Tom is het onderwerp

Slide 39 - Slide

Onderwerp
Tip: het onderwerp begint bijna nooit met een voorzetsel (aan, achter, bij, in, langs, met, naast, onder, op, over, voor enzovoorts).

Wat is het onderwerp in de volgende zinnen?

  1. Met mijn zusje ga ik volgende week winkelen in Haarlem.
  2. Marijn heeft een mooie bos bloemen gekocht voor zijn buurvrouw.
  3. Dir tuincentrum heeft deze week vierkante parasols in de aanbieding.


Slide 40 - Slide

Aan de slag
WAT        Maak opdracht 1 en 2 van §3 onderwerp.
HOE         In je boek blz. 208-209 of online bij cursus 5 grammatica, §1 persoonsvorm en                           zinsdelen. Overleg zachtjes met elkaar.
HULP      Theorie Nieuw Nederlands, blz. 208
TIJD        10 minuten
KLAAR?  Maak opdrachten 3 en 4  

timer
10:00

Slide 41 - Slide

Lezen in je leesboek
Je leest 8 minuten in stilte.


 
timer
5:00

Slide 42 - Slide

Evaluatie
  • Je kunt nu de persoonsvorm in een zin vinden.
  • Je kunt nu  enkelvoudige zinnen in zinsdelen verdelen.
  • Je kunt op twee manieren het onderwerp in een zin vinden. 

Volgende les maandag 26 mei:
  • We gaan verder met §5 werkwoordelijk gezegde
  • Huiswerk: opdracht 1 en 2 , 3 en 4 van §3 Onderwerp afmaken.
 

Slide 43 - Slide